Keijzers heeft samen met Frank Boons van de Erasmus Universiteit en Rob Van Daal van Pricewater-houseCoopers de resultaten van dit project geëvalueerd en daar nog eens een soort controlegroep van zes andere bedrijven tegenaan gelegd. Keijzers en de zijnen namen Heineken, ING Groep, Akzo Nobel, Van Melle en Nuon en hun duurzame prestaties onder de loep.

Keijzers constateert dat de onderzochte ondernemingen en de vele grote bedrijven die hij regelmatig bezoekt hun milieubeleid op orde hebben. Afvalstromen zijn tot een minimum beperkt, emissies van giftige en luchtvervuilende stoffen zijn aanzienlijk gereduceerd. We hebben in de afgelopen dertig jaar veel schonere lucht, bodem en water gekregen. De milieukwaliteit is werkelijk enorm verbeterd in Nederland. Keijzers: ‘Die fase hebben we achter de rug. Dat was, vergeleken met wat er komen gaat, een relatief eenvoudig proces. Het was veel werk – we moesten de problemen oplossen van het systeem – maar we wisten wat we moesten doen, de boel schoonmaken en schoonhouden. De nieuwe fase vergt echter strategische keuzes tussen verschillende technologische en ruimtelijke oplossingsrichtingen . En dat betekent risico nemen, want er zijn geen eenduidige oplossingen meer. We weten dat we veel aan duurzame energie moeten gaan doen. Maar welke vorm is het beste? Windenergie en biomassa betekenen ruimteverlies. Als we energie willen opwekken via fotocellen moet de hele infrastructuur aangepast worden. Kortom een kwestie van kiezen. Maar een verkeerde keuze kan consequenties hebben voor vele generaties na ons. En dat niet alleen. Voor bedrijven kan een verkeerde keuze het einde van de onderneming betekenen. Akzo Nobel en DSM zijn ernstig op zoek naar nieuwe technologieën, maar wat gebeurt er als hun concurrenten een betere keuze maken?’ Bedrijven zijn nog niet echt klaar voor de volgende fase van duurzaam ondernemen. Ze ruiken al wel de bedrijfseconomische mogelijkheden van nieuwe duurzame producten, maar hebben nog grote moeite om aspecten van duurzaamheid te integreren in de bedrijfsstrategische keuzen. Productdifferentiatie en markdifferentiatie naar duurzaamheid lukken alleen als je vanaf het begin de ecologische en sociale aspecten in je afwegingsproces opneemt. Bedrijven die dan gaan doen, komen met nieuwe vaak buitengewoon verassende oplossingen, zagen we in ons onderzoek.’

De oplossing voor het keuzeprobleem ziet Keijzers in samenwerking. Niet alleen tussen bedrijven, maar tussen overheid en bedrijfsleven, tussen overheid, bedrijfsleven, wetenschap en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s). ‘Vooral bij de NGO’s zit een reservoir aan kennis. Het zou zonde zijn om daar geen gebruik van te maken. Goede ondernemingen zie je dat ook doen. We moeten met z’n allen het gesprek aangaan. Niemand weet wat de oplossingen voor de huidige schaarste zouden moeten zijn. Eigenlijk zou duurzame energie beperkt moeten worden tot een aantal basiskeuzen. Maar het bedrijfsleven kan dat niet afdwingen en de overheid kan het niet forceren. Dezelfde discussie geldt voor genetische modificatie. We denken dat de wereldbevolking zal groeien naar 8,5 miljard mensen. Hoe ga je die allemaal te eten geven? Deze dilemma’s geven precies aan wat ik bedoel met de nieuwe fase waarin we terecht zijn gekomen Je kunt niet meer volstaan met te zeggen dat je absoluut tegen genetische modificatie bent. Je zult dan met een andere oplossing moeten komen.’

Dat de overheid nauwelijks meer een voortrekkersrol speelt in maatschappelijke discussies en het oplossen van maatschappelijke problemen heeft ze aan zichzelf te danken, zegt Keijzers. ‘De overheid heeft zelf het primaat aan de markt gegeven. Daardoor nam haar status en haar sturingskracht af. Daar staat tegenover dat met name multinationals een groter verantwoordelijkheidsgevoel ervaren. Als we samen besluiten dat de markt het beste het probleem van de schaarste kan oplossen en de richting van de technologische ontwikkeling kan bepalen, dan ligt de verantwoordelijkheid bij de bedrijven. Noblesse oblige.’

Het grote probleem bij de multinationals en andere beursgenoteerde ondernemingen is dat ze nauwelijks een gevoel van urgentie hebben als het om de noodzakelijke veranderingen gaat. Keijzers: ‘Iedereen zit nog steeds gevangen in het systeemdenken. Iedere onderneming probeert zijn eigen milieusysteem zo optimaal mogelijk te maken, maar die fase zijn we al lang voorbij. Bedrijven moeten niet miljoenen euro’s uitgeven aan het nog zuiniger maken van benzineauto’s. Ze moeten dat geld investeren in schone technieken. Het is toch verbijsterend dat Shell een schamele euro 100 mln uitgeeft aan de ontwikkeling van duurzame energie en meer dan euro 6 mrd uitgeeft aan een motorolieproducent. Dan mis je toch echt een gevoel van urgentie. Terwijl uit gesprekken blijkt dat de mensen van Shell wel degelijk onderkennen dat een vernieuwing van het energiesysteem dichterbij komt.’

Maar het zijn niet alleen de bedrijven die het aan moed ontbreekt. Keijzers: ‘Eigenlijk moet de overheid durven om voor iedereen op het gebied van duurzaamheid de lat hoger te leggen. We moeten naar duurzame mobiliteit. Maar de kilometerheffing komt er niet. Politieke moed is niet het sterkste punt van de huidige generatie politici. Pim Fortuyn paait de kiezers met de opmerking dat het kwartje van Kok diefstal is van de portemonnee van de gewone burger. Wat mij betreft mag er nog wel een kwartje bij. In dit tempo halen we de doelstellingen van de klimaatconferentie in Kyoto nooit. Minister Pronk doet vooral aan hogere CO2-boekhoudkunde. Bij Verkeer en Waterstaat denken ze alleen maar aan meer snelwegen voor een betere doorstroming van het autoverkeer. Ik zeg altijd maar dat bij V&W vooral boven-de-grond-ingenieurs zitten en geen onder-de-grond-ingenieurs. Want dat laatste zullen we toch moeten gaan doen als we nog een beetje van ons groen willen overhouden.’

Keijzers vindt dat we te weinig onze verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties nemen. ‘We doen nog steeds alsof de aarde oneindig is. Dat is niet veranderd sinds het rapport van de Club van Rome. Natuurlijk hebben we wel een heleboel gedaan sinds het verschijnen daarvan. Als we dat niet hadden gedaan, zouden we nu er aanzienlijk slechter voorstaan. Maar we zijn nog steeds bezig de aarde uit te putten. Van echte duurzaamheid is nog geen sprake. Gemeentebestuurders winden zich enorm op over mensen die zich inzetten voor het behoud van de korenwolf omdat het ten koste zou gaan van hun economische vooruitgang. Maar we willen wel allemaal de biodiversiteit van de wereld behouden. Dan moeten we ook nationaal ons steentje bijdragen. Anders verliezen we internationaal ons recht van spreken. En 10% duurzame energie in 2020 is absoluut een te laag streefgetal.’

Keijzers heeft in zijn evaluatie en onderzoek ook gekeken naar de sociale kant van duurzaam ondernemen. Hij voorspelt dat de markt de komende jaren ook een belangrijke rol gaat spelen bij die internationale solidariteit, een nieuw element van het duurzaam ondernemen. ‘De groeimarkt ligt in de Derde Wereld. Hier in het Westen zitten we aan de grens van ons consumptievermogen. De groei van de materiële productie zit in het zuiden van de wereld. Daar gelden andere regels, andere marges en andere producteisen. Voor Shell ligt in China en Zuid-Afrika de mogelijkheid om zijn markt voor zonne-energie enorm te vergroten. Voor bedrijven is economische continuïteit heel belangrijk . Als ze die niet meer hier kunnen bereiken, gaan ze op zoek naar nieuwe markten. Door via landbouwsubsidies en importbarrieres de ontwikkelingslanden de toegang tot de Europese markt te weigeren, doen we niet alleen de burgers van die landen maar ook onszelf te kort. Want we ontzeggen hun een welvaart die juist de continuïteit van de westerse ondernemingen zou kunnen veiligstellen. Het is ook een kwestie van eigen belang om de economische groei elders te bevorderen.’ Dat dat duurzame groei moet zijn spreekt voor zich. Want zonder duurzaamheid houdt de continuïteit uiteindelijk echt op.

Marleen Janssen Groesbeek

Aanbevelingen
Dr Pieter Winsemius, voormalig minister van Milieu, tegenwoordig werkzaam bij McKinsey:

Maak milieumanagement tot onlosmakelijk onderdeel van uw totale bedrijfsinterne strategieontwikkeling voor duurzaam ondernemen.

– Dat kan door systematische verkenning van de bedrijfseconomische en de milieuhorizon en het markeren van momenten voor verandering;

– Bouw een strategie op die begint bij een betere prijs-kwaliteitverhouding en die eindigt bij alleen het aanbieden van ‘groene’ producten;

– Zoek naar nieuwe gelijkwaardige partners in dit streven, zowel op het gebied van toelevering en afname als in technische ontwikkeling.

Prof. Jan de Wit van Akzo Nobel:

Betrek in uw milieumanagement ook de toeleverings- en afnemersketen.

– Dat kan door gezamenlijk met toeleveranciers en afnemers de hele productieketen onder de loep te nemen en ervaringen uit te wisselen, bijvoorbeeld in workshops of cursussen;

– Neem gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het milieumanagement van het hele productieproces.

Ir Jan van der Vlist, directeur-generaal Milieuhygiëne ministerie van Vrom:

Uw bedrijf is in beweging: gebruik die dynamiek om duurzaam ondernemen aan uw ondernemingstrategie toe te voegen.

– Geef aan welke fiscale, economische, markttechnische en milieuregels onontbeerlijk zijn voor uw duurzaam ondernemen;

– Vertaal langetermijnmilieudoelen zo dat ze hanteerbaar zijn voor uw onderneming;

– Kijk bij overnames, fusies, bedrijfsuitbreidingen, samenwerkingen ook naar duurzaam potentieel van uw toekomstige partner(s);

– Kijk voor het realiseren van duurzaamheidsinstellingen naar het hele bedrijf en niet alleen naar het productieproces.

Dr Herman Wijfels, voorzitter SER:

Stel uw bedrijf vijf criteria voor duurzame investeringen; zet duurzaamheid altijd voorop;

– Duurzaam ondernemen moet naast economisch verantwoord vooral ook leuk zijn.

Bron: Duurzaam Ondernemen. Een nieuwe fase in het strategisch management. Uitgave van Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, februari 2002.