Eindelijk is een minister moedig genoeg om te doen wat al decennia geleden gedaan had moeten worden – het erkennen van de ecologische schade die door het intensieve, industriële landbouw- en veeteeltsysteem in Nederland wordt veroorzaakt. Maar direct ging een groep boze boeren bij haar thuis op bezoek om haar een ontslagbrief te overhandigen. Het is onacceptabel om politici te intimideren, en nog wel op hun privé-adres. Niettemin kan ik me de woede en de wanhoop van de boeren goed voorstellen.
Als lector Betekeniseconomie onderzoek ik economische systeemverandering. De economische systeemverandering die op dit moment in onze maatschappij gaande is, betekent voor de boeren niets minder dan een existentiële crisis: een maatschappelijke crisis die ver doordringt in je persoonlijke bestaan. Er is geen sector waar deze wezenscrisis groter is dan in de landbouw- en veeteeltsector. Meer nog dan dat hun professionele voortbestaan wordt bedreigd, staat voor de boeren hun persoonlijke bestaan op het spel. Hun vertrouwde wereldbeeld en hun zelfbeeld staan op instorten. De boeren ervaren identiteitsverlies. En dus is het volstrekt verklaarbaar dat boeren zo emotioneel reageren.
De boeren die ik ken zijn hardwerkende mensen met liefde en trots voor hun vak. Zij doen (vaak al generatieslang) trouw wat er economisch van hen gevraagd wordt: zo veel mogelijk voedsel produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Decennialang heeft de politiek hen opgedragen om zo efficiënt mogelijk te boeren. Maar plots verandert de politiek dat beleid radicaal en zet daarmee de boerenbedrijven op de helling. Het verklaart waarom de boeren zich zo miskend voelen.
De staat kan niet anders. Het kabinet doet niets anders dan het uitvoeren van een rechterlijke uitspraak. De rechter heeft geconstateerd dat wetenschappers terecht de ecologische noodklok luiden. De Nederlandse natuur heeft ernstig te leiden onder de intensieve, industriële werkwijze van de Nederlandse landbouw- en veeteeltsector. De rechter heeft de overheid opgedragen passende maatregelen te nemen, omdat de staat dit decennialang verzuimd heeft. Het is de prijs van achterstallig onderhoud.
De boeren zouden er goed aan doen om hun woede en wanhoop nader onder de loep te nemen. Op wie is hun boosheid gericht en is dat eigenlijk wel terecht? Zij trekken nu ten strijde tegen overheid en de milieubeweging. Iedereen die de sector ingrijpend wil transformeren lijkt hun vijand. Maar schijn bedriegt. Want juist dit ingrijpende saneren gaat hun sector redden.
Immers, een gezonde landbouw- en veeteelteconomie is 100% afhankelijk van een gezonde ecologie. Als de natuurlijke ecosystemen instorten, en dat is precies wat nu gaande is, stort ook de economie onvermijdelijk in. Doorgaan op de huidige weg is daarom een populistische pseudo-oplossing. Het klinkt aantrekkelijk, maar is onmogelijk.
De partijen die door de boeren nu als hun grootste vijanden worden bestempeld, zijn eigenlijk hun medestanders. De boeren zouden beter kritisch kunnen kijken naar hun relatie met de bedrijven die poseren als hun voorvechters: veevoederbedrijven, kunstmestbedrijven, inseminatiebedrijven, slachtbedrijven, vleesbedrijven, zuivelbedrijven, bankbedrijven, landbouwtechnologiebedrijven en supermarktbedrijven. Dit zijn namelijk bedrijven die heel, héél veel geld verdienen aan de huidige sector en het huidige systeem. De boeren verdienen heel, héél veel geld voor deze bedrijven. Het gemiddelde inkomen van een boer in Nederland in 2021 bedroeg 54.000 euro (bron: NOS) terwijl de brutowinst van veevoeder-gigant ForFarmers in datzelfde jaar 436 miljoen euro bedroeg (bron: forfarmersgroup.eu). In datzelfde jaar 2021 boekte marktleider op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, Bayer Crop Science, een omzet van 20,2 miljard euro. De boeren zijn een lucratief verdienmodel.
Waarom laten de boeren zich toch zo willoos voor het karretje van dit agrarische grootkapitaal spannen? De boeren kunnen veel beter de ecologische crisis omarmen als een economische kans om zich te bevrijden van het destructieve intensieve, industriële juk, en hun prachtige vak opnieuw uit te vinden. Er is volop toekomstperspectief voor de boeren. Nederland heeft immers altijd boeren nodig, ook in de toekomst. Boeren die regeneratief en natuur-inclusief werken. Met andere woorden: boeren die op een gezonde manier gezond voedsel produceren.
Het kenmerk van de huidige economische systeemverandering is namelijk dat nu een transitie plaatsvindt die de regels fundamenteel verandert. We hebben de afgelopen jaren kunnen zien hoe de landbouw en veeteeltsector zichzelf middels allerlei incrementele interventies heeft geprobeerd in stand te houden. Luchtwassers, emissiearme stallen en allerlei andere technologische innovaties waren pogingen om door te gaan op de bestaande weg, die aanbieders van die technologieën enorm financieel gewin oplevert. Even een voorbeeld. In 2021 kende Nederland 3.400 varkensboeren die in totaal ruim 11 miljoen varkens met elkaar houden (bron: CBS). In 2014 had 38% van de varkenstallen een luchtwasser (bron: CBS en Boerenbusiness.nl 2015) en kost een luchtwasser plus de afzuigtechniek gemiddeld zo’n 75.000 euro waarmee een boer zo’n 1000 varkensplaatsen kan luchtwassen. Er zijn astronomische bedragen verdient aan de boeren met een ineffectieve innovatie.
Nu zijn we aangekomen op het onvermijdelijke transitiepijnpunt. Nu de technologische interventies tekortschieten, moet de sector zichzelf transformeren. Totale en radicale veranderingen zijn onvermijdelijk. De landbouw en veeteelt in Nederland zal zich economisch moeten aanpassen aan de ecologische patronen en principes. Dat betekent bijvoorbeeld een krimp van veestapel en de vleesindustrie. Vlees zoals het momenteel wordt geproduceerd is ecologisch gezien een onhoudbaar product. Grote bedrijven die hun geld verdienen met de intensieve, industriële veeteelt zoals veevoedergigant Agrifirm, inseminatiegigant CRV en slachtgigant Vion vinden deze krimp natuurlijk een zéér ongewenste ontwikkeling. Zij bestaan immers bij gratie van grootschaligheid.
Deze bedrijven zouden – net als de boeren – veel kunnen leren van de oude wet van de Oostenrijkse econoom Schumpeter: creatieve destructie. Bedrijven en sectoren die niet snel genoeg innoveren, worden ingehaald door de nieuwe realiteit. Bedrijven en sectoren die de nieuwe realiteit omarmen kunnen en zullen economisch floreren!
Kees Klomp, lector Betekeniseconomie bij Hogeschool Rotterdam, bestuurslid van de sociale -boeren-onderneming De Eerste Wijk en woonachtig tussen boeren in een Drents plattelandsdorp.