VBI gaat ervoor om al in 2025 te voldoen aan de Paris Proof-normen die pas in 2030 van kracht zullen zijn! Door een recente innovatie kan VBI zijn prefab kanaalplaten produceren met een opzienbarende verdere CO2-reductie, en al helemaal vergeleken met een massieve vloer. Hiervoor wordt het alternatieve bindmiddel INVIE van de BTE Groep gebruikt. De proef is geslaagd, de prestaties zijn aangetoond.

Als één van de koplopers van het Betonakkoord is VBI al jaren hard aan de slag met circulair bouwen. VBI stelt dat een gebouw duurzaam is als het langdurig in gebruik is en als het losmaakbaar wordt ontworpen en gebouwd. Het is daarbij tegelijkertijd van belang om te bouwen met grondstoffen die een lage milieu-impact hebben.

CO2-impact bindmiddel omlaag

Door een recente innovatie kan VBI zijn prefab kanaalplaten produceren met een opzienbarende verdere CO2-reductie, en al helemaal vergeleken met een massieve vloer. Hiervoor wordt het alternatieve bindmiddel INVIE van de BTE Groep gebruikt. De proef is geslaagd, de prestaties zijn aangetoond.

Met deze innovatie ligt de focus op de CO2-impact van het product zelf. De CO2-impact van toegepaste producten in de bouw moet omlaag, daar is geen twijfel over. In het geval van de kanaalplaatvloer komt globaal tweederde van het totale CO2-profiel op conto van het bindmiddel. Wat je daar kan besparen, zet dus zoden aan de dijk. “Dat pakken we nu aan”, zegt adviseur duurzaamheid Thies van der Wal van VBI tijdens de Week van de Circulaire Economie.

Alternatief bindmiddel: INVIE

De vloer is geproduceerd met INVIE, een alternatief bindmiddel uit reststromen die de huidig toegepaste bindmiddelen kan vervangen. Het product is ontwikkeld en gepatenteerd door ASCEM, het kennisinstituut van de BTE Groep. Het wordt gemaakt door het omsmelten van reststromen waardoor er een reactief glas ontstaat. Dit glas wordt gemalen en met enkele toevoegingen verwerkt tot een kwalitatief hoogwaardig bindmiddel.

De grondstoffen van INVIE kunnen bestaan uit verschillende reststromen, die geen nuttige bestemming meer hebben, zoals staalslakken en AVI bodemassen. Deze slakken en assen worden gemodificeerd en geactiveerd, waarbij de schadelijke effecten geneutraliseerd zijn.

Dat mes snijdt dus aan twee kanten, zo legt directeur Bart van Melick onlangs uit in een rondetafelgesprek over Circulair Bouwen met de vaste Tweede Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat. “Enerzijds: je lost een milieuprobleem op en bent circulair – sterker nog, je bent bezig met upcycling. Anderzijds realiseer je een forse CO2-reductie, waardoor het nog interessanter wordt.”

CO2-belasting kanaalplaatvloer versus massieve vloer

Van der Wal rekent voor wat dit alles voor impact heeft op het CO2-profiel van de kanaalplaatvloer, door een vergelijking te maken met een massieve betonvloer van 20 centimeter dik. “Het feit dat een kanaalplaatvloer hol is en dus zorgt voor minder materiaalgebruik, levert al een materiaal- en CO2-reductie op van 40%. Het vervangen van het bindmiddel komt daar bovenop: die levert nog eens ongeveer 75% CO2-reductie. Dan is er nog een derde effect genaamd carbon utilisation. Dat houdt in dat in de toeslagstoffen CO2 is opgeslagen. We zijn hiermee dus nog minder dan 10% van het nulpunt verwijderd.”

Opschalen

Dat het kan, is aangetoond. Voor commercieel opschalen zijn nog wel wat hobbels te nemen, zo geeft Van Melick van de BTE Groep onlangs aan in het rondetafelgesprek over circulair bouwen. Overheidssteun is nodig om te versnellen en op te schalen.
Van der Wal steunt dat pleidooi en doet er nog een oproep bovenop: “Wat VBI betreft zou de overheid een integrale eis voor CO2 moeten invoeren, bijvoorbeeld een maximale initiële hoeveelheid CO2 per m2 gebouw. Op die manier komen producten met een lage milieudruk bovendrijven.” Een grenswaarde voor CO2 biedt volgens Van der Wal level playing field.