Het Kabinet is voornemens de ruim 300 industriële bedrijven die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem EU-ETS de komende jaren te ontzien bij de invoering van de Nederlandse CO2-heffing, die onderdeel is van het Klimaatakkoord uit 2019. In de eerste helft van de Klimaatakkoord-periode 2020-2030 krijgen de bedrijven meer dispensatierechten waardoor de lastenverzwaring beperkt blijft. Vanaf 2026 neemt de lastenverzwaring dan fors toe om de 2030 doelstellingen (14,3 Mton CO2-reductie) te kunnen halen. VEMW vindt de voorzichtige start van de heffing een verstandige keuze om de bedrijven niet extra te belasten in deze onzekere tijden, waar de klimaatdoelstellingen ongemoeid blijven. 

Klimaatakkoord

In het Regeerakkoord van 2017 heeft het kabinet een ambitieuze klimaat- en energie-agenda geformuleerd. Met een Nederlandse Klimaatwet en Klimaatakkoord. De uitstoot van broeikasgassen moet met 49 procent in 2030 (t.o.v. 1990) verminderd worden. De kansen die de energietransitie biedt moeten optimaal benut worden, waarbij de kracht van de Nederlandse economie versterkt moet worden. De energietransitie gaat zo hand in hand met een industrietransitie. Een belangrijk verschil met het Energieakkoord uit 2013 is dat de focus op CO2-emissie komt te liggen. Kosteneffectiviteit op de lange termijn is daarbij essentieel om draagvlak voor de maatregelen te houden door zoveel mogelijk reductie te realiseren met de beschikbare middelen (€/ton CO2). De industrie moet 14,3 Mton CO2 reduceren in 2030, bovenop de reeds eerder gemaakte afspraken van 5,1 Mton.

Onderdeel van het Klimaatakkoord is de invoering van een zogenaamde CO2-heffing die de EU-ETS deelnemers uit met name de energie-intensieve industrie betalen over de ”vermijdbare” hoeveelheid CO2. De – nationale – heffing komt bovenop de prijs die bedrijven per uitgestoten ton CO2 betalen onder het EU-ETS. Omdat de heffing nationaal is kan het de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven verslechteren. Dit temeer omdat niet de CO2-efficiëntie van de bedrijven maar de totale uitstoot van de industrie bepaalt of er sprake is van vermijdbare uitstoot. Voor de niet-vermijdbare CO2-uitstoot met een EU-ETS prijs krijgen de bedrijven dispensatierechten voor de heffing. Wat het Kabinet nu voorstelt is om in de eerste helft van de Klimaatakkoord-periode 2020-2030 de bedrijven meer dispensatierechten te geven, waardoor de lastenverzwaring aanvankelijk beperkt blijft. Vanaf 2026 neemt de lastenverzwaring dan fors toe (mínder dispensatierechten) om in 2030 de uitstoot van de industrie tot ongeveer 35 Mton CO2 te beperken. De tarieven voor de heffing worden later dit jaar bepaald op basis van een advies van het Planbureau voor de Leefomgeving. Jaarlijks wordt een generieke korting op de dispensatierechten toegepast. De heffing moet in 2021 ingaan.

Concurrentiepositie

Algemeen directeur van VEMW Hans Grünfeld: “Veel bedrijven zien de vraag naar hun producten dalen als gevolg van de wereldwijde Covid-19 pandemie. De bevoorradingsketen vormt in veel sectoren een groot probleem. We weten op dit moment niet hoe de economische situatie zich zal ontwikkelen in de rest van dit en komend jaar. Het is goed dat conform onze oproep het kabinet erkent dat de omstandigheden wezenlijk anders zijn dan die tijdens de vorming van het klimaatakkoord en als eerste stap de bedrijven niet nu scherp aan de bijl zet met een hoge CO2-heffing. De heffing zou bedrijven volgens onze inzichten tonnen tot vele miljoenen per jaar hebben gekost, terwijl de investeringsruimte als gevolg van de crisis in veel sectoren momenteel beperkt is. Het is nu op de eerste plaats nodig dat er gewerkt wordt aan twee voorwaarden voor investeringen in de industrie: een voldoende faciliterend financieel instrumentarium en een voortvarende opvolging van het advies van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie  zodat de infrastructuur die CO2-reductie mogelijk maakt tijdig beschikbaar is.