De Nederlandse infrasector heeft het de afgelopen jaren moeilijk gehad door minder opdrachten, de stikstofproblematiek en daardoor aanhoudende lage winstmarges en hoge concurrentie. Het aantal faillissementen bleef wel laag. Toch zijn er groeikansen voor infrabedrijven door klimaatadaptatie, drinkwaterproblematiek en de energietransitie. Die vragen het komende decennium om een forse verbouwing van de Nederlandse infrastructuur. Dit blijkt uit het vandaag gepubliceerde rapport over de infrasector van ING Research.

Infrasector heeft sleutelrol bij grote uitdagingen van Nederland

De komende jaren zijn er veel kansen voor bedrijven in de infrasector, zo geven ook ondernemers uit de sector aan. Door de klimaatverandering worden we geconfronteerd met extremere weersomstandigheden, zoals hevige regenval en langdurige droogte. Hierdoor is er in Nederland behoefte aan nieuwe infrastructuur voor waterberging en -afvoer, en aan groene zones in steden. Er zal meer geïnvesteerd moeten worden in de infrastructuur voor drinkwater, om de kwaliteit en de beschikbaarheid te garanderen. Ook de energietransitie biedt mogelijkheden. Hernieuwbare energie, zoals zon en wind, die wordt opgewekt moet worden getransporteerd naar de plaatsen waar het wordt gebruikt. Hiervoor moeten nieuwe infrastructuurvoorzieningen worden gebouwd voor het transport en distributie zoals elektriciteitsnetwerken, (waterstof)leidingen, laadstations voor elektrische auto’s en warmtenetten.

Jan van der Doelen ING sector Banker Building & Construction: ”De noodzakelijke aanpassingen van onze infrastructuur om zowel de gevolgen van klimaatverandering én de energietransitie te kunnen beheersen zijn grootschalig te noemen. Zoals een bestuurder van een infrabouwbedrijf in Oost-Nederland het treffend schetste: de hele vloerbedekking van Nederland moet er nog een keer uit.”

Stikstof en hoge prijzen spelbreker

Veel infrastructurele projecten ondervinden momenteel echter hinder door de stikstofproblematiek. Grote projecten die hier mee te maken hebben zijn onder andere de ViA15 in Arnhem en A27/A12 bij Utrecht. Ook de gestegen materiaalprijzen hebben ervoor gezorgd dat projecten vaker worden doorgeschoven, omdat deze momenteel niet binnen de gestelde (overheids)budgetten passen. Hierdoor is de productie van infrabedrijven de afgelopen jaren gedaald. Maar ondanks deze vertraging en afname in productie zijn de maatschappelijke opgaven enorm.

Lage winstcijfers

De winstcijfers van de infrasector zijn de afgelopen tien jaar laag gebleven, dit in tegenstelling tot de winstcijfers van andere bouwbedrijven die onder andere gericht zijn op woningbouw, die namelijk wel zijn gestegen. Mogelijke redenen hiervoor zijn de verliezen op risicovolle projecten bij met name grote infrabedrijven en daarnaast het effect van marktmacht bij (vooral overheidsgerelateerde) opdrachtgevers. Ook de genoemde productiekrimp heeft gezorgd voor hogere prijsconcurrentie en daardoor lagere winsten.

Relatief weinig faillissementen

Opvallend genoeg hebben de lagere volumes en aanhoudend lage winsten niet tot meer faillissementen geleid. Per 10.000 bedrijven gingen er in de infrasector in 2022 minder dan 20 bedrijven failliet ten opzichte van meer dan 120 in 2012, dus 10 jaar terugkijkend. De daling loopt ongeveer gelijk met de afname van het aantal faillissementen in de andere deelsectoren van de bouw.

Prijsindexatie en stabielere markt

Dat faillissementen in de infrasector toch niet hoger zijn dan in de rest van de bouw ondanks de lagere winstmarges, daar zijn verschillende redenen voor aan te wijzen. Zo is het productieniveau in de infrasector minder volatiel. Overheden investeren juist vaak in infrastructuur bij economische tegenslag, wat de vraag stabiliseert. Daarbij worden prijzen vaker geïndexeerd dan in andere deelsectoren in de bouw waardoor onverwacht hogere inkoopprijzen vaker doorberekend kunnen worden. Hierdoor neemt de kans op faillissement van bedrijven af.

Ook minder risico’s door nieuwe contractvormen

De trend van nieuwe contractvormen zorgt ervoor dat bedrijven risico’s beter kunnen inschatten en verdelen. Zo wordt vooral door waterschappen steeds vaker gebruik gemaakt van een zo genoemd twee-fasencontract. In de eerste fase wordt er een ontwerp gemaakt en in de tweede fase vindt de uitvoering van de bouw van dat ontwerp plaats. Hierdoor heeft de opdrachtgever meer controle over het project, terwijl de aannemer het ontwerp op maat kan maken. Dit soort contracten is een goede oplossing voor complexe infrastructuurprojecten, waarbij risicobeheersing en kostenbeheersing essentieel zijn. Voor infrabedrijven vraagt het wel een andere manier van werken waarbij vooral veel meer kennis van ontwerpen en plannen nodig is. Dat is dan ook niet voor ieder bedrijf mogelijk.

“Infrabedrijven zullen duidelijke keuzes moeten maken voor hun bedrijfsmodel.” Aldus Jan van der Doelen, ING sector Banker Building & Construction, “Tweefasencontracten brengen minder risico’s met zich mee, maar vragen wel een andere aanpak waarbij vooral voor de planning en de eerste fase van de engineering veel nieuwe specifieke kennis nodig is. Een andere strategie is om prijsvechter voor de aanbestedingsmarkt te willen zijn. Hier hoort een zo efficiënt mogelijk opererend bedrijf bij.”