Terwijl voedselzekerheid wereldwijd tot topprioriteit uitgroeit, leunt Nederland achterover. Dat is een van de conclusies uit het advies van Peter Wennink dat op vrijdag 12 december werd gepubliceerd. Achteroverleunen is een probleem, want als je innovatie geen ruimte geeft, sterft vernieuwing langzaam. En daarmee uiteindelijk ook ons verdienvermogen. Innovatie vraagt om ruimte om te proberen, te vallen, op te staan en opnieuw te beginnen. Juist die ruimte staat in Nederland onder druk – op een terrein waar we wereldwijd het verschil kunnen en móéten blijven maken: voedsel.
Wet van de remmende voorsprong
Nederland is geen goedkoop productieland, geen grondstoffenreus, geen markt met honderden miljoenen consumenten. We verdienen ons geld met kennis, creativiteit en samenwerking. Dankzij een decennialange focus op innovatie is Nederland uitgegroeid tot een wereldspeler in voedsel. Wij hebben die ontwikkeling als een van de weinige bedrijven van dichtbij meegemaakt én mede mogelijk gemaakt. Dat is geen luxe, maar een voorsprong in een wereld waarin voedselzekerheid, gezondheid en duurzaamheid steeds belangrijker worden.
Enkele jaren geleden investeerden we daarom nog zo’n 100 miljoen euro in ons Food Science Centre op de campus van Wageningen University & Research. Omdat we geloven in de innovatieve kracht van Nederland en het ecosysteem. In Wageningen werken dagelijks zo’n 150 foodtech-experts aan onze innovaties voor de hele wereld. Eén van de eerste successen was een volledig papieren kuipje voor onze spreads, dat na gebruik als papier gerecycled kan worden en zo het plasticgebruik fors terugdringt.
Dit soort vernieuwing ontstaat nooit in een vacuüm. Het is het product van een ecosysteem: universiteiten, startups, gevestigde bedrijven, toeleveranciers en overheid die elkaar weten te vinden. Dat ecosysteem – Food Valley – hebben we in Nederland. Maar we kunnen onszelf ermee uit de markt prijzen als we er niet vol achter blijven staan.
Regels als rem
De afgelopen jaren is de houding van de overheid voelbaar veranderd. Minder open, meer gericht op regels en handhaving. Alsof het belangrijkste doel is om fouten te voorkomen, in plaats van vooruitgang mogelijk te maken. Beleidskeuzes die innovatie afremmen in plaats van die te stimuleren. De reflex lijkt: eerst reguleren, dan pas mogelijk maken.
Niemand is tegen regels. Ook wij niet. Maar regels die hun doel voorbijschieten, worden een handrem op vernieuwing. In de voedingssector zien we daar helaas meerdere voorbeelden van.
We omarmen de gedachte dat “gezond voedsel de nieuwe medicijnen zijn”, maar maken het bedrijven tegelijkertijd onmogelijk om op hun verpakkingen te vermelden dat een product past binnen de Schijf van Vijf. Wat schieten we daarmee op?
Of neem de discussie over termen als “havermelk”. Europa, en in het verlengde daarvan de NVWA, besteedt kostbare tijd en middelen aan het verbieden van woorden die voor consumenten inmiddels volstrekt ingeburgerd zijn.
Een ander voorbeeld is precisiefermentatie: een veelbelovende technologie die ons voedselsysteem kan helpen verduurzamen en vernieuwen. Het trage, bureaucratische Europese Novel Foods-proces zet Europa hier onnodig op achterstand.
Nederland, met zijn ervaring als innovatieve foodnatie, zou juist voorop kunnen lopen in het versnellen en versimpelen van die procedures. Maar doordat dat niet gebeurt, trekken bedrijven hun conclusies. Wij ook: hoewel we al onze R&D-kennis en innovatie in Nederland hebben gecentraliseerd, wijken we voor precisiefermentatie inmiddels uit naar de Verenigde Staten. Dat is geen dreigement, maar een realiteit.
Strategische waarde onderschat
Het wrange is: de uitgangspositie van Nederland is uitstekend. Regelmatig ontvangen wij delegaties uit het buitenland die vol bewondering kijken naar wat we mogelijk hebben gemaakt. Met Food Valley hebben we een werkende hotspot in handen, met een sterke universiteit en een bloeiende gemeenschap van vernieuwers. Startups, scale-ups en multinationals investeren hier jaarlijks forse bedragen in nieuwe producten, technologieën en kennis.
Maar ook hier geldt: wie niet investeert, raakt onherroepelijk achterop. Andere regio’s – waaronder in het Midden-Oosten – bouwen eigen foodhubs. Zij zien glashelder hoe belangrijk voedselinnovatie wordt. Food Valley heeft investeringen nodig in infrastructuur, bereikbaarheid en huisvesting om echt uit te groeien tot een internationaal top-innovatiecentrum. Waar andere landen de rode loper uitrollen, leggen wij soms eerder drempels neer.
Met Project Beethoven liet Nederland zien dat het de strategische waarde van kennis en technologie wél begrijpt als het gaat om de hightechindustrie. Diezelfde manier van kijken hebben we nu nodig voor de innovatieve foodsector. Noem het Project Vivaldi: bewust kiezen om voedselinnovatie te behandelen als een sleutel voor ons toekomstige verdienvermogen.
De vraag is niet óf we het kunnen
Nederland heeft alles in huis om een koploper te blijven in de wereld van lekker, gezond en duurzaam voedsel. Maar dat gebeurt niet vanzelf. Daarvoor moeten we beleid durven aanpassen, regels slimmer maken en weer kiezen voor samenwerking in plaats van controle en hindernissen. Het is goed om te lezen dat Peter Wennink deze adviezen meegeeft aan de politiek. De implementatie van die adviezen vraagt lef, langetermijndenken en een overheid die weer naast de pioniers gaat staan, in plaats van er tegenover. De vraag is niet óf we het kunnen. De vraag is of we het nog op tijd wíllen.
Herman Betten, Chief Corporate Affairs & Communications Officer Flora Food Group

