De Rotterdamse hoogleraar bedrijfskunde Rob van Tulder concludeert na uitgebreid onderzoek dat veel gedragscodes over kinderarbeid contraproductief kunnen werken. Vaak zijn de maatregelen die getroffen worden als er kinderarbeid wordt geconstateerd, te rigide, zegt hij. Bijna de helft van de onderzochte bedrijven zegt dat ze dan het contract met de `betrapte’ partij zullen opzeggen. Het effect is vaak averechts; de kinderarbeid verdwijnt er niet door en soms leidt het tot ontslag en verdergaande uitbuiting van de kinderen.

,,In Bangladesh hebben we daar een paar jaar geleden zeer kwalijke gevolgen van gezien”, aldus Van Tulder. ,,Onder druk van Amerikaanse organisaties trokken verscheidene fabrikanten zich terug uit dat land en ineens stonden 40.000 kinderen op straat. Er zijn in die periode aantoonbaar meer kinderen in de prostitutie beland. Anderen kwamen terecht in de huishouding bij andere families, waar ze keihard moesten werken en niet betaald kregen. Die kinderen waren beter af in de fabrieken.”

De bedrijfskundige vindt het standpunt `kinderarbeid kan gewoon niet’ te mager. Een bedrijf kan in een geval van een overtreding beter doorgaan met de samenwerking en zich er sterk voor inzetten dat de kinderen scholing en betere arbeidsomstandigheden krijgen. Van veertig onderzochte gedragscodes boden slechts drie een dergelijke brede oplossing aan.

Veel gedragsregels zijn niet eenduidig over de minimumleeftijd van jeugdige werknemers. ,,Ruim 40 procent van de gedragscodes noemt geen leeftijd. Het overgrote deel van de multinationals meldt de standaard van het gastland”,melden Van Tulder en mede-onderzoekers Ans Kolk en Inge Sloekers in het blad Economisch Statistische Berichten (ESB) van deze week. Bovendien zijn de meeste codes niet duidelijk over hoever die leeftijdsgrens binnen het productienetwerk gaat. Geldt het ook voor leveranciers of onderaannemers?

Van Tulder: ,,Als een bedrijf wel zeer specifiek een leeftijdsnorm stelt, dan kan het voorkomen dat de onderneming een ontwikkelingsland niet binnenkomt of wordt gewantrouwd omdat het westerse normen oplegt. De kinderen in zo’n land gaan er dan in elk geval niet op vooruit.”

De hoogleraar juicht het initiatief van staatssecretaris Ybema toe, maar is volgens hem zeker niet voldoende. ,,De Oeso-gedragscode is slechts in algemene termen gesteld. Er wordt niks specifieks gezegd over de leeftijdsgrens of over sancties. Als de discussie bij deze code stopt, dan kan die ook contraproductief werken.”