Programma’s voor energie- en broeikasgasbeheersing in Nederlandse bedrijven kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van nationale energie- en klimaatdoelstellingen. Uitvoering van deze programma’s zorgt gemiddeld voor 0,3 tot 1 procent per jaar extra energiebesparing of verminderde CO2-uitstoot bij bedrijven. Rietbergen onderzocht de resultaten en impacts van energie- en broeikasgasbeheersprogramma’s in grote bedrijven als Arcadis, Ballast Nedam, Boskalis, BAM, Heijmans en Strukton. Hij stelt dat deze programma’s effect genereren maar niet zorgen voor een verdubbeling van energie-efficiëntie (minder verbruik van energie per activiteit in een bedrijf). Die verdubbeling is nodig om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot niet meer dan 2 graden op lange termijn.

Impact programma’s versterken

Volgens Rietbergen moet de impact van deze programma’s daarom verder worden versterkt. Hij denkt dan aan het betrekken van bedrijven in de keten (zoals toeleveranciers) in het verminderen van de CO2-uitstoot. En aan een sterkere nadruk op het handhaven van de reductiedoelstellingen: “De overheid maakt nu onvoldoende gebruik van de handhavingsmaatregelen om te zorgen dat bedrijven de gemaakte doelstellingen nakomen.” Hij pleit ook voor het dieper in bedrijven uitvoeren van controles door certificeringsinstellingen. Rietbergen: “De programma’s zijn vaak alleen een extra impuls voor energie-efficiëntie en een reductie van broeikasgasemissie, mits de managementtop van een bedrijf zich committeert aan de milieudoelstellingen. Daarbij is het belangrijk dat een bedrijf beter inzicht krijgt in de CO2-uitstoot en in de besparingsmogelijkheden.”

CO2 Prestatieladder

In zijn promotiestudie staan twee programma’s centraal die bedrijven kunnen invoeren. De ene is de CO2 Prestatieladder, waar vooral minder energie-intensieve bedrijven aan deelnemen, zoals bouwbedrijven. Deelname aan die ladder kan bedrijven bepaalde competitieve voordelen geven als ze meedingen naar een opdracht,  stelt Rietbergen. “Een dergelijke prikkel is noodzakelijk voor blijvende aandacht voor energiebeheersing.” Het andere programma betreft de Meerjarenafspraken: op maat gemaakte convenanten tussen het ministerie van Economische Zaken en industriële sectoren. Deze zijn gericht op energiebesparing in het productieproces van energie-intensieve bedrijven.

Energiebesparende maatregelen

Rietbergen constateert dat deze programma’s de invoering van aanvullende, energiebesparende maatregelen stimuleren. “Denk aan bouwbedrijven die groene elektriciteit inkopen of bedrijven die zuinige auto’s aanschaffen. Er zijn ook bedrijven die maatregelen treffen op het gebied van gedragsverandering, zoals een cursus energiezuinig rijden voor een kraanmachinist.”

Zijn promotiestudie was gericht op het analyseren van vooral administratieve, organisatorische en technische aspecten van energiebeheersing in bedrijven. Maar volgens Rietbergen gaat energiebeheersing ook om gedragsverandering die nodig is voor de continue verbetering van de groene prestaties van een bedrijf. Toekomstig onderzoek moet zich daarop richten, zo luidt zijn aanbeveling. Zijn promotieonderzoek nam drie jaar in beslag; studenten van de Universiteit Utrecht hebben daaraan een bijdrage geleverd.