De elektrische deelscooter stoot 28 gram CO2 uit per reizigerskilometer. Dat is precies evenveel als een reizigerskilometer met het openbaar vervoer. Met dit inzicht hoopt Check de gesprekken over deelmobiliteit en openbaar vervoer dichter bij elkaar te brengen. De discussie over deelmobiliteit focust zich nu nog vaak op of het gebruik van deelmobiliteit niet ten koste gaat van het gebruik van openbaar vervoer. Volgens Check kunnen deelmobiliteit en openbaar vervoer elkaar juist versterken, en is de combinatie essentieel om een duurzaam alternatief voor de fossiele privéauto te bieden. Vanuit die gedachte zijn de deelscooters van Check bijvoorbeeld reeds te vinden in de NS-app, en kunnen zakelijke treinreizigers met hun NS Business Card betalen in de Check app.

Gemeenten onderkennen de noodzaak van deelmobiliteit

Gemeenten flirten grootschalig met deelmobiliteit in de hoop een oplossing te vinden voor steeds voller wordende steden. Geluidsoverlast neemt toe. De luchtkwaliteit neemt af. Files nemen toe. Een parkeerplek vinden kan een half uur duren. De vierkante meter wordt steeds duurder. Het huidige systeem waarbij iedereen een eigen auto bezit, is niet houdbaar. Er is behoefte aan duurzame, ruimte-efficiënte oplossingen, waarbij mensen nog steeds snel en flexibel van A naar B kunnen komen. Elektrische deelmobiliteit biedt een oplossing. Door te gebruiken in plaats van te bezitten kunnen met hetzelfde voertuig veel meer mensen worden vervoerd. Dit zorgt voor meer ruimte op straat, meer doorstroom in het verkeer en schonere lucht. Door het fijnmazige netwerk aan op- en afstaplocaties en de 24/7 dienstverlening is deelmobiliteit tijd- en plaatsonafhankelijk beschikbaar. De afgelopen vier jaar schoten de vergunningen en pilots als paddenstoelen uit de grond. De vraag vanuit gemeenten naar deelmobiliteit is op dit moment zelfs (veel) groter dan het aanbod.

De toekomst: publiek vervoer

Ondanks deze voordelen vinden veel gemeenten het lastig om uit de probeerfase te komen en echt te kiezen voor een gedegen afbouw van autobezit in combinatie met het opschalen van deelvervoer, signaleert Check mede-oprichter en managing director Paul van Merrienboer. Hij pleit voor het niet langer loskoppelen van openbaar vervoer en deelmobiliteit, maar het zien als één ecosysteem – publiek vervoer – waarmee de duurzame ketenreis op regionaal niveau vorm kan krijgen. Van Merrienboer: “We hopen dat het onderzoek van New Economy het makkelijker maakt voor verantwoordelijke bewindslieden en politici om het gesprek over publiek vervoer te gaan voeren, in plaats van deelmobiliteit en openbaar vervoer te zien als twee losse modaliteiten die elkaar kunnen tegenwerken.”

New Economy stelt uitstoot vast conform het Greenhouse Gas Protocol en adviseert over reductiemaatregelen

New Economy heeft de uitstoot van Check in kaart gebracht conform het Greenhouse Gas Protocol. In het Greenhouse Gas Protocol worden broeikasgassen in drie zogenaamde scopes onderverdeeld: scope 1 (directe uitstoot van brandstoffen), scope 2 (uitstoot van ingekochte elektriciteit) en scope 3 (uitstoot uit de keten). De CO2-uitstoot van Check in scope 1 en scope 2 is relatief beperkt: minder dan 10% van het totaal. Meer dan 90% van de uitstoot komt uit scope 3, met name door de productie van de scooters. Check wil haar uitstoot in 2030 halveren ten opzichte van 2022 en heeft, onder begeleiding van New Economy, doelen opgesteld om dit te realiseren. Vanwege het aandeel van de productie van de scooters in de totale uitstoot is het verlengen van de levensduur van de scooters een belangrijke maatregel om de uitstoot omlaag te brengen. Check streeft ernaar om de levensduur in 2030 met 50% verlengd te hebben. Check zet hiermee een gedurfde reductiedoelstelling voor 2030, aldus Iris Grobben, senior adviseur bij New Economy: “Dit is een ambitieuze stip op de horizon. Door te focussen op levensduurverlenging, wordt niet alleen voldaan aan klimaatdoelen, maar ook actief bijgedragen aan een meer circulaire omgang met grondstoffen. Een cruciale stap naar het verminderen van ons gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen.”