Het is goed dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid pleit voor toenadering en dialoog met de islam. Wie zich niet laat leiden door radicale en polariserende opvattingen ziet dat er veel overeenkomsten zijn tussen westerse en islamitische concepten. Dat geldt ook op economisch gebied.

Vooral het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen ( mvo ) heeft opvallend veel gelijkenis met het van de islam afgeleide economisch systeem. Als je tevens beseft dat de markt van moslims steeds groter wordt, dan is er voor het westerse bedrijfsleven alle aanleiding om de dialoog te zoeken en zich daadwerkelijk te verdiepen in de islam en de consequenties voor het consumentengedrag en bedrijfsconcepten.

Het zoeken naar overeenkomsten biedt zowel economisch als maatschappelijk meer kansen dan een afzijdige of polariserende houding. Alleen wanneer de overeenkomsten wederzijds worden erkend, ontstaat ruimte om ook de verschillen ter discussie te stellen.

In Nederland wonen intussen circa één miljoen moslims. Ook het aantal islamitische ondernemers groeit snel. Daarmee zijn moslims niet alleen politiek maar ook economisch een steeds belangrijker factor.

In een aantal opzichten verschillen zij van autochtone klanten en ondernemers. Zo speelt op zakelijk gebied het geloof bij hen een veel belangrijker rol dan in autochtone kringen.

Bij veel producten kiezen moslims voor de zogeheten halalvariant – een variant waarin recht wordt gedaan aan de islamitische principes op het gebied van consumptie en productie. Dat speelt vooral bij voedsel. Maar ook op andere terreinen, zoals op financieel gebied, zijn deze uitgangspunten van grote en zelfs groeiende betekenis. Zo groeit islamitisch bankieren op dit moment wereldwijd harder dan het reguliere bankieren, ook in westerse landen als Engeland bijvoorbeeld.

Wie de islam en het daarvan afgeleide economisch systeem wat nader beschouwt ziet dat er opvallend veel overeenkomsten zijn met de uitgangspunten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. En dat biedt interessante aanknopingspunten.

Bij beide concepten staan rechtvaardigheid, solidariteit, betrokkenheid en ethische principes centraal. En in beide gevallen wordt de positie van de kapitaalverschaffer sterk gerelativeerd.

Het is een moslim zeker niet verboden te ondernemen en winsten te behalen. Maar er is een aantal ethische richtlijnen waar iedereen zich in het economisch verkeer aan dient te houden. Dit blijkt onder meer uit het verbod om handel te drijven in goederen of diensten die de koran heeft verboden, zoals alcohol, drugs, prostitutie en porno.

Een ander bekend aspect is het verbod op rente – riba. Motief voor dit verbod is dat een vooraf vastgestelde vergoeding voor het ter beschikking stellen van kapitaal, de kapitaalverstrekker in een onevenredig machtige positie plaatst ten opzichte van de kredietnemer.

Het verbod op riba omvat niet alleen rente maar elke vorm van vermogensvermeerdering door speculatie. Het achterliggende principe is dat mensen behoren te werken en/of te ondernemen om geld te verdienen. Het verbod op rente probeert dus tegen te gaan dat de rijken slapend rijker worden en de armen almaar armer.

Het verbod op rente illustreert dat in het islamitisch economisch systeem rechtvaardigheid centraal staat. Zo is het bijvoorbeeld ook verboden goederen op te potten in tijden van schaarste om zodoende de prijs op te drijven.

Een andere belangrijke pijler van dit systeem is het islamitische gebod tot zakaat. De verplichting tot zakaat bestaat uit het jaarlijks betalen van een bepaald percentage over vermogen dat boven een zeker bestaansminimum uitkomt. De zakaat is bestemd voor distributie onder de armen.

Het dienen van de gemeenschap is een belangrijk na te streven doel in de economische activiteiten van moslims. Zo zijn een goede inkomensverdeling en werkgelegenheid belangrijke referentiepunten. Economische activiteiten die de gemeenschap schade berokkenen, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid of milieu, dienen vermeden te worden.

De uitgangspunten voor islamitisch ondernemen sluiten goed aan bij de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij mvo gaat het om een evenwichtige balans tussen resultaten op het gebied van ‘people, planet en profit’. Winst is in dit concept een relatief begrip.

Het gaat niet om de ‘single bottom line’ maar om waardecreatie die wordt uitgedrukt in een ’triple bottom line’. Deze triple bottom line toont naast de financiële performance, waar vooral de kapitaalverschaffers naar kijken, ook de sociale en ecologische resultaten en effecten die voor veel andere stakeholders van groot belang zijn.

Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen maatschappelijk verantwoord ondernemen en het van de islam afgeleide economisch systeem. In het mvo -concept zijn dialoog met de stakeholders en transparantie belangrijke uitgangspunten. Deze aspecten komen in de islam minder expliciet aan bod. Daar spelen gezaghebbende ouderen, wetenschappers en religieuze leiders vaak een belangrijker rol dan het open debat waar iedereen aan deelneemt.

Voorts zijn de uitgangspunten voor islamitisch ondernemen sterk religieusethisch van aard en is er sprake van absolute waarden. Mvo is daarentegen meer praktisch-ethisch van karakter en in dit denken is er veel aandacht voor situationele dilemma’s. Absolute waarden zijn in dit concept veel minder belangrijk dan een zorgvuldig proces van consultatie en dialoog.

Gezien het sterk groeiende aantal moslims is een verdere studie van islamitisch koopgedrag en islamitisch ondernemen voor westerse bedrijven van groot belang. Het raakt direct de verlies-en- winstrekening van de ondernemer. Het lijkt erop dat maatschappelijk verantwoorde bedrijven in deze markt meer kansen hebben dan klassieke ondernemingen met een eendimensionaal winststreven.

Een dergelijke toenadering dient ook een maatschappelijk belang. De overeenkomsten met maatschappelijk verantwoord ondernemen bieden interessante mogelijkheden om bruggen te slaan en het wederzijdse begrip te vergroten. In een wereld waarin polarisatie en de afstand tussen het Westen en de moslimgemeenschap alleen maar lijkt toe te nemen, is ook dat een belangrijk argument voor een verdieping van de dialoog.

Willem Lageweg is directeur MVO Nederland. Tamim Chebti is student bedrijfskunde en bestuurslid van Tans, een netwerkorganisatie van en voor jonge migranten.