Overheden moeten bij de inkoop van voertuigen rekening gaan houden met nieuwe Europese duurzaamheidseisen. Eind mei is de gewijzigde richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen officieel aangenomen. In maart werd al een compromis bereikt tussen het Europees Parlement en de lidstaten. De richtlijn bevat nu minimumpercentages voor de aanbesteding van energie-efficiënte voertuigen en is van toepassing op alle aanbestedende instanties, dus ook decentrale overheden. Nederland heeft twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving.

Publieke inkoop als stimulans

Het doel van de gewijzigde richtlijn (2009/33/EG) is om het gebruik van schone, energie-efficiënte voertuigen door middel van publieke inkoop te bevorderen. Omdat de aankoopprijs van schone voertuigen aanvankelijk hoger ligt dan die van traditionele voertuigen moet de vraag naar schone voertuigen vergroot worden, zodat producenten door schaalvoordelen goedkoper kunnen produceren en innoveren. Publieke inkoop kan hiervoor een stimulans zijn. Naast het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen moeten de duurzaamheidseisen ook positief bijdragen aan de concurrentiekracht en de groei van de transportsector.

Minimumpercentages

Aanbestedende diensten moeten bij het aanbesteden van de aanschaf, huur of lease van voertuigen een minimumpercentage aanhouden voor het aandeel schone voertuigen dat wordt ingekocht. Hetzelfde geldt voor de aanbestedingscontracten voor het vervoer van passagiers en servicecontracten voor openbaar vervoer, post- en pakketvervoer en het ophalen van vuilnis. De drempelwaarden voor Europees aanbesteden uit de aanbestedingsrichtlijnen (2014/24 en 2014/25) zijn ook op deze richtlijn van toepassing. Voor elke categorie voertuigen geldt een ander minimumpercentage:

Type voertuig Inkooppercentage 2025 Inkooppercentage 2030 Duurzaamheidscriteria
Auto’s en bestelbussen 38,5% 38,5% (alleen zero emissie voertuigen) Max. 50 gram CO2/km; max. 80% van de RDE limietwaarden1
Bussen 45% 65% 50% zero emissie voertuigen; 50% alternatieve brandstoffen2
Vrachtwagens 10% 15% Rijdend op alternatieve brandstoffen

1 Real Driving Emissions (RDE): de uitstoot van een voertuig terwijl deze op de openbare weg rijdt.
2 Uitgesloten zijn brandstoffen met een hoog ILUC-risico. Ook mag er niet worden bijgemengd met fossiele brandstoffen.

De richtlijn is niet van toepassing op voertuigen die niet zijn gemaakt voor het vervoer van passagiers of goederen. Het gaat dan bijvoorbeeld om voertuigen bestemd voor wegenonderhoud, zoals sneeuwschuivers. Lidstaten mogen zelf bepalen of ze een aantal andere voertuigcategorieën willen uitsluiten van de bepalingen van de richtlijn. Het gaat om onder meer pantservoertuigen, ziekenwagens en mobiele kranen. Doel van deze uitzonderingsmogelijkheid is om onevenredige lasten voor overheden en exploitanten te vermijden.

Proces

De richtlijn stamt oorspronkelijk uit 2009. Bij een evaluatie in 2015 bleek dat er serieuze tekortkomen waren. Zo ontbrak het de richtlijn aan een duidelijke definitie van schone wegvoertuigen. In de gewijzigde versie worden schone voertuigen nu gedefinieerd aan de hand van drempelwaarden voor uitstoot van bepaalde verontreinigende stoffen. Ook is het toepassingsbereik van de richtlijn uitgebreid naar vrachtwagens en bussen. De richtlijn is in Nederland tot nog toe geïmplementeerd in de Wet Milieubeheer, de Wet op de economische delicten en de Elektriciteitswet 1998. Nederland heeft nu twee jaar de tijd om de gewijzigde richtlijn door te voeren in de nationale wetgeving. De verwachting is dan ook dat de richtlijn medio 2021 van kracht zal worden.

Bron:

Samenvatting EU Richtlijn Schone Voertuigen (2009/33/EG), PIANOo