Dit is een naïeve visie. Te vaak hebben we gezien dat het belang van een stijging van de aandelenkoers op korte termijn het wint van de belangen van de onderneming, werknemers, klanten en burgers, kortom de ‘stakeholders’, op lange termijn. We moeten ons ondernemingsbestuur dus niet op dit drijfzand bouwen, maar een benadering hanteren waar niet de ‘shareholder’ centraal staat, maar de stakeholder.

Vanuit dat perspectief hebben wij naar de voorstellen van de commissie-Tabaksblat gekeken en hebben op drie punten wensen.

Allereerst de de topinkomens. Tabaksblat pleit voor verantwoording, transparantie en een prestatiebeloning die aan concrete doelstellingen is gebonden. Dat is een terechte invalshoek, maar dit betekent niet dat de overheid helemaal niets moet doen. Het is wel degelijk mogelijk en wenselijk om excessieve beloningen en exit-regelingen fiscaal te ontmoedigen. Dat willen we dus ook.

In de concept-code staat nu een eigenaardigheid, namelijk maximering van de flexibele beloning. Dit kan er in de praktijk toe leiden dat het vaste salaris enorm stijgt. Dat is onwenselijk. Als mensen veel verdienen hebben we dat liever omdat ze goed presteren dan dat ze grote sommen opstrijken ongeacht hun prestaties. Deze aanbeveling van Tabaksblat mag dus verdwijnen.

De code zegt te weinig over de persoonlijke verantwoordelijkheid van topbestuurders, vanwege hun voorbeeldfunctie naar andere bestuurders, werknemers en de samenleving. Daarom steunen wij het AFM-voorstel voor een financiële-integriteitstoets.

Daarnaast hebben topbestuurders ook zelf een verantwoordelijkheid bij het aanvaarden van zeer genereuze beloningen. We kunnen het commissarissen die met vraag en aanbod in een onvolkomen markt van topbestuurders worden geconfronteerd, minder aanrekenen dat zij excessieve beloning fiatteren dan de topbestuurders die daarom vragen. Je hoeft echt niet net als Lubbers je hele salaris aan je werkgever terug te storten om toch te laten zien dat leiderschap in een onderneming en de daarbij horende voorbeeldfunctie ook een morele dimensie kent die tot enige matiging in salariseisen kan leiden.

Na Tabaksblat is de discussie over de toekomst van het structuurregime weer opgelaaid. Wat ons betreft gaat die hand in hand met de discussie over beschermingsconstructies; bij beide speelt immers terecht de vraag een rol of er een verstandig evenwicht tussen continuïteit en dynamiek is gevonden. Ons uitgangspunt is dat in de afweging tussen continuïteit en dynamiek, de laatste niet steeds weer aan het kortste eind mag trekken. Dus zijn beschermingsconstructies in beginsel tijdelijk en staan ze transparant in de jaarrekeningen.

Heeft dit ook implicaties voor het structuurregime? Wellicht, maar we moeten het kind niet met het badwater weggooien. Het structuurregime biedt het grote goed van onafhankelijk toezicht en realiseert een evenwicht tussen werknemers en aandeelhouders bij de invloed op het ondernemingsbestuur. Zolang aan die doelstellingen niet wordt getornd, denken wij graag mee over betere manieren om ze te realiseren. Het structuurregime in de huidige vorm is voor ons niet heilig.

Ten slotte een concreet voorstel. Zo is het belangrijk dat bedrijven niet alleen op winst koersen maar ook rekening houden met consumentenbelangen, mensenrechten en ecologie. Ook zijn er codes waarvan iedereen, inclusief de grote werkgeversorganisaties, zegt dat ze prima zijn en eigenlijk door bedrijven toegepast moeten worden. En ten slotte vindt iedereen dat je zo’n code niet dwingend op kunt leggen aan bedrijven. Dan is de oplossing simpel. Stel bijvoorbeeld de Oeso-code over maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal, leg deze niet dwingend op, maar vraag van bedrijven zich te verantwoorden als ze de code niet uitvoeren. Pas toe of leg uit, een kleine moeite.

Wouter Bos

Kris Douma

Wouter Bos en Kris Douma zijn PvdA-kamerleden. Dit artikel is een verkorte versie van het college dat fractieleider Bos woensdag aan de Rijksuniversiteit Groningen hield over corporate governance.