Kennis- en informatie centrum MVO
Wij waarderen dat de opzet en taakstelling van het kennis- en informatiecentrum MVO een behoorlijk accent legt op de internationale context waarbinnen Nederlandse bedrijven opereren, alsmede op een actief beleid ten aanzien van maatschappelijke verantwoordelijkheid (i.t.t. maatschappelijke betrokkenheid) van bedrijven. In zijn brief aan de Kamer van 12 december jl. stelt staatssecretaris Ybema dat het centrum daarnaast ook een actieve rol voor het MKB moet spelen. Wij beschouwen dit echter niet als een tegenstelling, omdat ook het MKB op velerlei wijze betrokken is bij internationale productieketens. Juist op dit ingewikkelde terrein zou het kenniscentrum een belangrijke rol kunnen spelen.
Positief is ook dat het kabinet bij de bepaling van het werkterrein van het MVO-centrum vaststelt dat de OESO Richtlijnen een belangrijk normatief referentiekader voor ondernemingen bieden en dat internationaal opererende bedrijven te maken hebben met internationaal vastgelegde normen, waarbij de fundamentele arbeidsnormen van de ILO van bijzonder belang zijn. In haar reactie op het SER-advies van 30 maart jl. voegt de regering daar aan toe dat het centrum een belangrijke functie kan hebben om er voor te zorgen -‘dat Nederlandse ondernemers deze rechten overal en te allen tijde in de praktijk brengen”. Wij rekenen daarop.

Maatschappelijke verslaglegging
De campagne wereldburgers.nl – zie ook onze brief van 7 december jl. – is voorstander van een openbare, periodieke rapportage door bedrijven over hun activiteiten in het buitenland. De OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen kunnen daarvoor op dit moment als leidraad dienen, aangezien ze niet alleen door de regering maar ook door werkgevers, werknemers en veel maatschappelijke organisaties als belangrijk internationaal normatief referentiekader voor bedrijven worden gezien.

Dat sluit vanzelfsprekend niet uit dat de Raad voor de Jaarverslaglegging in haar voorstellen voor maatschappelijke rapportage ook andere overwegingen in haar advies betrekt zoals – we citeren de staatssecretaris – het nut voor belanghebbenden, relevantie, betrouwbaarheid en het kostenaspect. Overigens zou het, waar het gaat om de deelname van vertegenwoordigers van -gebruikers van rapportage’ in de Raadswerkgroep, voor de hand liggen om ook een deskundige vanuit de NGO’s en/of vakbeweging bij het opstellen van het advies te betrekken.
De argumenten van de staatssecretaris om te kiezen voor vrijwillige rapportage boven verplichte rapportage zijn verre van overtuigend. Er worden bij verplichte rapportage geen -wetten en regels van bovenop opgelegd’, zoals de straatssecretaris beweert. De inhoudelijke normen zijn namelijk gebaseerd op breed gedeelde OESO normen en internationaal verplichte ILO normen. Daarnaast wordt in het advies van de Raad voor de Jaarverslaglegging ongetwijfeld rekening gehouden met de zeer terecht door de staatssecretaris genoemde praktische en procesmatige criteria. Het enige verschil met de vrijwillige aanpak van de staatssecretaris is dat verplichte rapportage leidt tot een daadwerkelijke naleving door álle bedrijven. Vrijwilligheid maakt rapporterende bedrijven relatief kwetsbaar vergeleken met niet rapporterende bedrijven.

Verplichte rapportage is ook de eenvoudigste manier waarop de staatssecretaris kan voldoen aan het verzoek van de Kamer om met aanvullende voorstellen te komen zodat meer bedrijven overgaan tot maatschappelijke verslaglegging.

Inkopen en aanbesteden door de overheid
Waar het gaat om (verantwoord) inkopen en aanbesteden door de overheid loopt de brief van de staatssecretaris niet over van duidelijkheid. Waar het gaat om de ruimte die de Europese aanbestedingsrichtlijnen biedt, is de zin: -‘Voor het stellen van eisen aan de productiewijze is de ruimte beperkter” cruciaal. Het is van belang te vernemen welke ruimte er dan wél is.

Vreemd is ook de opmerking dat de inkopers niet uit de voeten kunnen met de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De inkopers hebben inderdaad niet zelf van doen met de productie, maar ze kunnen wel van hun leveranciers garanties vragen dat deze de OESO Richtlijnen naleven. De staatssecretaris zou voor advies bijvoorbeeld te rade kunnen gaan bij instellingen die bedrijven op ethische criteria screenen. En vanzelfsprekend mag van bedrijven die aan de overheid leveren een behoorlijke maatschappelijke verslaglegging worden verwacht.

Het Europese Groenboek
Wat betreft het Europese Groenboek inzake verantwoord ondernemen kunnen wij ons niet scharen achter het voorlopige positieve oordeel van de regering over het Groenboek dat is gebaseerd op overeenkomstige -vertrekpunten’ met het Nederlandse beleid. Wel zijn we met de regering van mening dat het Europese kader voor MVO nogal vaag is, maar dat vloeit ons inziens juist voort uit de vertrekpunten. De nadruk ligt in het Groenboek vooral op vrijwillige initiatieven, terwijl in Nederland de vrijwillige benadering inmiddels terecht is aangevuld met een aantal initiatieven waarin de overheid een belangrijke rol speelt.

Wij vragen de Nederlandse regering om juist die nieuwe initiatieven – maatschappelijke criteria voor exportkredieten en exportgaranties, en een verantwoord inkoopbeleid door de overheid/overheden – ook in Europees verband te bepleiten. Daarnaast zou het groot belang zijn in Europees verband tot (verplichte) rapportageverplichtingen voor bedrijven te komen. Verder steunen wij de regering in haar voornemen om in Europees verband te werken aan -internationaal vastgestelde criteria voor audits van bedrijven’. Dergelijke criteria kunnen een belangrijke rol spelen bij relevante en betrouwbare rapportage.
Tenslotte zou de regering zich ook in Europees verband in moeten zetten – hier verwijzen wij naar onze brief van 7 december jl. – om de Human Rights Principles for Enterprises (ontwikkeld door de VN Mensenrechtencommissie) om te zetten in een juridisch bindend kader voor maatschappelijk verantwoord gedrag van ondernemingen.

Handelsmissies
In een brief aan minister Jorritsma van 8 november jl. m.b.t. de recente handelsmissie naar China, verzoekt de Fair Trade Organisatie, mede namens Novib, Zuid Noord Federatie, Schone Kleren Overleg en Pax Christi Nederland, om maatschappelijk verantwoord ondernemen ook in de praktijk te brengen als het om – door de overheid ondersteunde -handelsmissies gaat. Met betrekking tot handelsmissies in het algemeen vragen de genoemde organisaties:
– aan bedrijven die aan handelsmissies willen deelnemen als voorwaarde vooraf een verklaring te vragen dat ze de ILO Conventies en OESO Richtlijnen voor multinationals integraal naleven;
– de samenwerkings- of investeringsprojecten die tijdens de missie besproken worden te toetsen aan de ILO Conventies en de OESO Richtlijnen.
Verder vroegen de organisaties aan minister Jorritsma in gesprekken met de Chinese autoriteiten aan te dringen op naleving van internationaal erkende arbeidsrechten alsmede met onafhankelijke organisaties in Hong Kong te spreken die zich bezighouden met verdediging van de rechten van arbeiders in China.

Wij vragen u er bij de staatssecretaris op aan te dringen ook handelsmissies te beschouwen als onderdeel van het financieel buitenlandinstrumentarium van de overheid. Dat betekent dat bedrijven die deelnemen aan handelsmissies zich – evenals dat bij exportkredieten en exportgaranties het geval is – moeten committeren aan maatschappelijk verantwoord gedrag.
Juist in het geval van China is het van belang van staatssecretaris Ybema te horen op welke wijze het regeringsbeleid t.a.v. MVO tijdens de laatste China missie vorm heeft gekregen. Dit mede in het licht van de opvatting van de regering dat Nederlandse ondernemingen de fundamentele arbeidsnormen overal en te allen tijde in de praktijk moeten brengen.

Sport en MVO
In de brief van 30 november 2001 aan de leden van de Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport pleit de campagne wereldburgers.nl voor een beleid – te ontwikkelen door de regering en de sportwereld samen – om te komen tot het maatschappelijk verantwoord inkopen van sportartikelen en sportkleding. In de betreffende brief wordt geconstateerd dat de arbeidsomstandigheden juist in de sportgoederenindustrie vaak slecht zijn. Gezien de aanzienlijke subsidies die de overheid aan de sportwereld verschaft, zien we het als taak van de overheid om samen met sportorganisaties te werken aan fair play, ook buiten het veld. Voor nadere informatie en argumenten verwijzen we u graag naar de betreffende brief, die u in afschrift heeft ontvangen.

Het komende WK Voetbal in Japan en Korea juni 2002 kan een mooie streefdatum zijn voor het ontwikkelen van een verantwoord inkoopbeleid voor sportclubs. Juist nu Nederland niet zelf meedoet aan het WK Voetbal zouden we als land alsnog tegen een ander soort tegenstander kunnen scoren: tegen onrecht.

Met vriendelijke groet,

Stefan Durwael
directeur Fair Trade Organisatie

Jaap Dijkstra
directeur Hivos

Gerard Oonk
coördinator Landelijke India Werkgroep

Marlies Filbri
beleidsmedewerker Novib campagneleider

Paul de Clerck
internationale projecten Milieudefensie

De organisaties Fair Trade, Hivos, Landelijke India Werkgroep, Novib en Milieudefensie, behoren tot de 54 landelijke en regionale organisaties, actief op het terrein van internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling, die samenwerken binnen de landelijke campagne wereldburgers.nl.