Steeds vaker is niet de prijs maar duurzaamheid het onderwerp van gesprek tijdens onderhandelingen tussen verladers en logistiek dienstverleners. Dat merken ze ook bij Bleckmann, dat voor tientallen kledingmerken de logistiek verzorgt. Klanten en logistiek dienstverlener leren van elkaar. De druk om duurzaam te zijn is nergens zo groot als in de mode-industrie. Steeds meer consumenten vragen om kleding die tegen een fatsoenlijk loon is gemaakt en van duurzame stoffen. Maar diezelfde consument wil de kleding wel zo snel mogelijk in huis hebben, het liefst tegen een redelijke prijs. Ron Thijssen, manager Corporate Social Responsibility, en Jurrie-Jan Tap, Chief Business Development Officer van Bleckmann, weten als geen ander hoe de fashionwereld verandert. Het bedrijf verzorgt voor tientallen grote en kleine kledingmerken de logistiek in de Benelux, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Azië. Er werken drieduizend mensen bij het bedrijf dat jaarlijks miljoenen pakjes naar consumenten en winkels verstuurt.

Tap: “In deze nichemarkt zijn wij een grote speler. De helft van onze omzet halen wij uit e-commerce. De kledingbranche was daar al vroeg bij en daardoor hebben wij goed kunnen groeien.”

Waar jarenlang de prijs verreweg het meest besproken onderwerp was tijdens onderhandelingen, is daar de laatste tijd duurzaamheid bij gekomen. “De klant vraagt bijvoorbeeld hoe wij onze stroom inkopen en of dat wel groen is”, legt Tap uit. “Ook wordt er gevraagd naar de uitstoot tijdens het transport. Mede door de vraag van klanten, maar ook door vraag vanuit het bedrijf zelf zijn we gestart met het onder de loep nemen van alle processen en stromen om, samen met onze partners en klanten, op zoek te gaan naar een duurzamer alternatief. Daarbij hebben we een aantal doelen gesteld op het gebied van duurzaamheid.”

MVO

Dit zogenoemde maatschappelijk verantwoord ondernemen, of kortweg MVO, is inmiddels dagelijks werk voor Thijssen. “Achter de MVO-gerelateerde doelen zit veel meer. Het is moeilijk en makkelijk tegelijk, want er zijn geen eenduidige richtlijnen.” MVO is gestoeld op drie principes: people, planet en profit. Die moeten in balans zijn. Wat people betreft, timmert Bleckmann aan de weg als het gaat om duurbare inzetbaarheid. “Fatsoenlijk met je mensen omgaan is daarbij vanzelfsprekend. De kunst is niet om braaf te voldoen aan alle wetten en regeltjes, maar om te proberen een stapje meer te zetten. De wet- en regelgeving is duidelijk, iedereen moet zich bijvoorbeeld aan de cao houden. Het zijn vaak de kleine dingen, zoals het aanbieden van fruit, een voetbaltafel in de kantine of een dj in het warehouse tijdens de Black Fridaypiek die het verschil maken. Alles om een aangenamere werkomgeving te creëren. Het klinkt als een open deur, maar het is wel erg belangrijk om je te onderscheiden van de buren.”

Ook aan planet, zo min mogelijk vervuilen en de impact op de omgeving beperken, werkt Bleckmann hard, zegt Thijssen. “Dat doen we door bijvoorbeeld alle afvalstromen in kaart te brengen, zodat te zien is waar we kunnen besparen. Daarnaast kijken wij naar onze warehouses om te bepalen wat we nog duurzamer kunnen doen. Slimmer heftrucks opladen, bijvoorbeeld.” Uiteraard moet een bedrijf ook winst (profit) maken om verder te kunnen ontwikkelen. “We zijn een bedrijf en hebben onze verantwoordelijkheid ten opzichte van onze stakeholders.”

Naast dat alles wil Thijssen bewustwording creëren in het bedrijf als het gaat om duurzaamheid. “Ja, we zijn een onderdeel van het probleem, maar ook een onderdeel van de oplossing. Die bewustwording zie je terug in het feit dat mensen elkaar attenderen op mogelijke duurzame oplossingen. Zo hebben we losstaande watertap-apparaten vervangen door fonteintjes. Dat idee kwam vanuit de organisatie. Toen we gingen rekenen, bleek het aanleggen van fonteintjes op diverse plekken net zo duur als een jaar lang waterflessen neerzetten. Daarnaast scheelt het weer een vrachtauto met vervangende flessen op de weg.”

Plastic bekers

Ook klanten oefenen invloed uit op de groene strategie van het bedrijf, zegt Tap. “Een paar jaar geleden kwam een klant langs voor een gesprek. Na afloop was hij tevreden, maar, zo zei hij, ‘volgende keer neem ik mensen mee van het team duurzaamheid en als er dan nog steeds plastic bekers op tafel staan, wordt het lastig om een deal te sluiten’. Voor de volgende afspraak hebben we snel aardewerken mokken gehaald. Toen de klant dat zag, knipoogde hij. ‘Je hebt naar ons geluisterd’, zei hij. Intern gaf het ons ook een zetje, want plastic bekers gebruiken, dat kan niet meer. In ons interne bestelsysteem zijn ze dan ook geschrapt. Het zijn kleine dingen, maar het laat mensen nadenken.”

Andersom weet de logistiek dienstverlener ook klanten in beweging te krijgen. Tap: “Onlangs hadden we een grote potentiële klant op bezoek. Die wilde dat we de zendingen uitpakken, opslaan, weer inpakken bij een bestelling en dan weer verzenden. Toen hebben we voorgesteld om de dozen waarin de goederen binnenkomen, ook te gebruiken voor het verzenden. Dat doen andere klanten ook. Het scheelde de nieuwe klant tweehonderdduizend euro aan verpakkingskosten per jaar en het is ook nog duurzaam. Vergelijk het maar met verhuisdozen thuis. Die gaan ook meer dan één keer mee en dat accepteer je ook. Er zijn ook winkels die het juist prettig vinden dat er wordt hergebruikt en die balen als ze stapels wit karton moeten weggooien.”

Arbeidspotentieel

In het personeelsbeleid is duurzame inzetbaarheid de standaard geworden. Tap: “We moeten ook wel, door de krapte op de arbeidsmarkt. In de Benelux hebben we bij elkaar 26 sites, in de regio’s Twente, Venlo, Bergen op Zoom, Amsterdam, Antwerpen, Kruisem en Gent. Vroeger keken we waar de hotspots zijn, maar tegenwoordig kijken we meer naar het arbeidspotentieel. We hebben wel twee sites in Venlo, maar in Twente kunnen we makkelijker personeel vinden. Dus als we groeien, is dat daar makkelijker te realiseren. Onze klanten zijn pan-Europees en hebben de grote Europese landen als afnemer. Of je vanuit Twente of vanuit Venlo naar Londen rijdt, maakt dan niet heel veel uit.”

Thijssen en Tap realiseren zich dat ze als logistiek bedrijf onderdeel zijn van het vervuilingsprobleem. “Niet alleen het transport, maar ook onze warehouses zijn verantwoordelijk voor CO2-emissie. Samen met onze partners en klanten kijken we naar mogelijkheden om deze te reduceren. We hebben ook iets aan te bieden, namelijk werkgelegenheid in diverse disciplines op verschillende niveaus”, legt Tap uit. “Dat zijn ook banen voor mensen die niet zo makkelijk aan het werk komen, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en statushouders. Het is werk dat anderen misschien niet graag doen, omdat het repetitief is, zoals kleding op een hanger doen en door de stomerij loodsen. Dat is minder spannend werk, maar wel belangrijk. Een team van medewerkers met begeleiders voert die taken uit. We leggen ze geen targets op en ze mogen in hun eigen tempo werken. De reacties zijn erg positief, want het geeft ze rust en duidelijkheid. Je moet je soms een klein beetje aanpassen en iets meer tijd nemen. Als je dat doet, werkt dat prima. Zo’n programma proberen we te kopiëren naar andere vestigingen, waar we samenwerking zoeken met gemeenten en regionale overheden. Voor dit project hebben we in Bergen op Zoom de participatieprijs gekregen.”

Consumenten

Waar klanten en de logistieke dienstverlener steeds meer stappen zetten, kunnen ook consumenten zelf bijdragen aan duurzaamheid. Nederland is kampioen retour sturen en dan met name kleding. “Het levert ons werk op, dat klopt. Maar wij zouden dit liever anders zien”, schetst Tap. “We moeten,  samen met onze klanten, kijken hoe we consumenten kunnen ontmoedigen om zes stuks te bestellen en er vijf te retourneren. Goede fotografie van kleding op mensen die niet maatje 34 hebben helpt al, net als goede maatvoering. Maar ook technologie, zoals virtual reality, helpt daarbij. Iemand ziet dan meteen of iets wel of niet goed staat voordat hij of zij een hele keten in werking zet.”

Waar gaat de verduurzamingsslag eindigen? Thijssen weet het nog niet. “Elke stap die we zetten is een tussenstap; uiteindelijk willen we naar circulair. Verschillende initiatieven zijn gestart, worden uitgerold en verder ontwikkeld. Zo verzamelen wij de gele strips waar stickers op zitten nu apart in, ze gaan naar een bedrijf dat ze separaat recyclet. Vroeger gingen de strips in de kliko. Daarnaast maken we gebruik van pallets die we kunnen hergebruiken.” Toch is alles duurzaam krijgen lastig, zegt Thyssen. “We kunnen wel willen dat alles over tien jaar elektrisch rijdt, maar als de techniek nog niet zo ver is, is zo’n doelstelling onhaalbaar. Toch is niets doen geen optie. Klanten vragen erom, consumenten willen het en jonge werknemers vragen naar onze duurzaamheiddoelstellingen. Je moet met de tijd mee.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in evofenedex magazine en geschreven door Job Halkes.

Foto: Jurrie-Jan Tap (links) en Ron Thijssen