Twaalf bedrijven zitten sinds februari in de Masterclass duurzaam ondernemen. Een bijzondere ‘schoolklas’, want het is de eerste in haar soort in Nederland.

Het zijn dan ook niet de domste jongens, want erbij betrokken zijn ondernemingen als Dow Benelux, Yara, Thermphos, Total, Broomchemie, Atofina en EPZ.

Er is geen klassikale les, waarna iedereen het zelf maar moet uitzoeken. In de Masterclass bespreken allerlei mensen vanuit alle lagen van de ondernemingen – van directeur tot manager milieu – hun vragen, problemen en ervaringen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Vragen waarbij de winstgevendheid niet uit het oog wordt verloren.

Praten alleen heeft geen zin. Vandaar dat milieu-advies-bureau Beco uit Rotterdam een methode heeft ontwikkeld om de bedrijven tegen het licht te houden. Die zogenoemde duurzaamheidsscans zijn, op een enkele na, allemaal afgerond. “Daarin hebben we de deelnemende bedrijven afzonderlijk doorgelicht-, legt Marieke Gombault van Beco uit.

“Daarvoor hebben we steeds mensen van hoog tot laag in de bedrijven geïnterviewd. Dat varieert van inkopers en directeuren tot proces- en communicatiemanagers.-

Uit het ‘schoolrapport’ blijkt hoe een bedrijf er wat betreft duurzaam ondernemen voor staat.

Individuele problemen worden niet klassikaal behandeld. “Dat vraagt een specifieke aanpak. Daar kijken we dus alleen met de betreffende onderneming naar.-

Maar veel van de zaken die boven komen drijven, gelden voor iedereen. “Om te voorkomen dat elke ondernemer afzonderlijk het wiel moet uitvinden, worden al die vraagstukken gezamenlijk besproken.-

Daarvoor is de klas vorige week opgesplitst in werkgroepen. Zo zijn er groepen die kijken naar onderwerpen zoals bijvoorbeeld energie en ethiek en integriteit.

“In die werkgroepen proberen bedrijven gezamenlijk een antwoord te vinden op bepaalde vragen.-

Toeleveranciers

Een vraag waar bedrijven bijvoorbeeld een antwoord op proberen te vinden is hoe ze eisen kunnen stellen aan toeleveranciers. Want een concern dat verantwoord onderneemt, doet geen zaken met toeleveranciers die lak hebben aan maatschappij en milieu.

En hoe krijgt de buitenwereld een goed beeld van de wijze waarop een onderneming spaarzaam met mens en milieu omgaat, is een andere vraag. De werkgroepen zoeken naar antwoorden en bespreken die in september klassikaal.

Gezamenlijk bepalen de bedrijven wat ze het eerst willen of moeten aanpakken. De prioriteitenlijst krijgt dan ‘duurzaamheidsagenda’ als deftige naam. Niet dat daarna de schoolbel rinkelt en iedereen blij terug gaat naar kantoor.

“Het is een continu proces-, zegt Gombault. “Dat betekent dat we niet alleen dit, maar ook volgend jaar, nog minstens een keer of vijf bij elkaar komen om de voortgang door te spreken.-

De Zeeuwse manier van werken geldt als voorbeeld voor andere gebieden in het land.

Zo gaan dertien bedrijven in de voedselverwerkende, metaal- en kunststofindustrie in Overijssel en Gelderland op dezelfde manier zichzelf een spiegel voorhouden.