De EU schuift met Omnibus I de grenzen van duurzaamheidsrapportage op, waardoor bijna alle ondernemingen worden behandeld als midden- en kleinbedrijf (mkb). Dit is een grote vereenvoudiging, maar ook een stap terug in wettelijke transparantie. De oplossing ligt in vrijwillige rapportage en ketenverantwoordelijkheid, ondersteund door betrouwbare ESG-data.
Het definitieve akkoord over Omnibus I markeert een terugslag in Europese duurzaamheidsrapportage. Alleen bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers én een omzet boven 450 miljoen euro vallen nog onder de volledige CSRD-verplichtingen. Voor alle andere ondernemingen wordt de vrijwillige standaard (VSME) de norm, met circa 100 datapunten, in plaats van de uitgebreide ESRS-vereisten. Dit betekent dat de wettelijke druk fors afneemt. We gaan terug naar een situatie waarin transparantie niet langer door regelgeving wordt afgedwongen, maar door marktwerking. Dat is een stap terug van bijna tien jaar. Hiermee wordt elk bedrijf met minder dan 1000 medewerkers en een omzet van 450 miljoen euro beschouwd als een middelgroot of klein bedrijf wat betreft transparantie.
De vraag naar betrouwbare informatie blijft onverminderd groot. Investeerders, banken en ketenpartners bepalen waar kapitaal naartoe stroomt en hebben de macht én verantwoordelijkheid om te sturen op toekomstbestendige bedrijfsvoering. Vrijwillige rapportage en ketenverantwoordelijkheid worden nu de sleutel om vertrouwen en vergelijkbaarheid te waarborgen.
De periode van onzekerheid in regelgeving is voorbij. Nu de CSRD-drempels fors zijn verhoogd, vallen veel bedrijven onder het mkb-regime. Dat betekent niet dat de duurzaamheidsopgave verdwijnt; ondernemingen moeten vrijwillig rapporteren en verantwoordelijkheid nemen in hun keten. Vrijwillige transparantie en samenwerking in waardeketens worden de sleutel om vertrouwen te behouden en de duurzame transitie te versnellen.
Albert Jan Knol, partner Sustainability BDO Accountants en Adviseurs

