We zitten midden in een transitie naar een meer circulaire samenleving. Er zijn veranderingen gaande, maar wat zal de impact zijn op ons dagelijks leven? En gaat deze overgang snel genoeg? Wetenschappers van Wageningen & University (WUR) vertellen over hun onderzoek in 2 engelstalige documentaires waarbij ze kijken naar het verleden en tegelijkertijd hun visie op de toekomst in 2050 beschrijven.

In deel I staat het circulaire huishouden centraal waarin voorbeelden die letterlijk dichtbij huis spelen. Deel II gaat in op de gevolgen voor onze leefomgeving. Van hoe we omgaan met de natuur en wat er op ons bord ligt tot opties voor circulaire elektriciteit en het leven in een gezondere groene stad. Hoe we ze bouwen maar ook hoe we met elkaar omgaan in een samenleving die daarbij past.

Steden worden gezonder en groener, verwacht Eveline van Leeuwen, hoogleraar Urban Economics: “Groen heeft veel voordelen. Het dempt de hitte in de stad, zorgt voor waterafvoer, biedt schaduw en is goed voor de gezondheid van mensen en de biodiversiteit. De stad van de toekomst is ook duurzamer. We gebruiken geen wegwerpproducten meer, delen spullen vaker en wat we niet meer kunnen gebruiken wordt slim gerecycled. Duurzaam boodschappen doen is in de toekomst makkelijker dan nu dankzij een goede infrastructuur waarmee verpakkingen worden ingezameld, schoongemaakt en naar de producent worden gebracht.”

Voor de ontwikkeling van een circulaire stad is een goed plan onmisbaar is de visie van Marleen Buizer, universitair docent Maatschappijwetenschappen. “Het gaat niet alleen om materiaal-, stof- en energiestromen, maar het gaat ook over de sociale context. Neem De Binckhorst, een binnenstedelijk industriegebied bij Den Haag dat wordt getransformeerd tot duurzaam stadsdeel voor wonen en werken. Het zou bijvoorbeeld mooi zijn als de meubels die toekomstige bewoners aanschaffen gemaakt zijn van hergebruikt hout uit de eigen omgeving. En dat groente-, fruit- en tuinresten straks in de eigen stadsboerderij worden verwerkt. En dat je in de wijk nieuwe meubels aanschaft die zijn gemaakt van hergebruikt hout. Tot slot: De Binckhorst heeft een rijke geschiedenis van kleine bedrijven die mensen opnieuw naar de arbeidsmarkt brengen. Ook die sociale circulariteit past in een circulaire stad.”

Lawrence Jones-Walters, programmadirecteur Nature-inclusive transitions wijst erop dat de natuur onze bondgenoot gaat zijn in het scheppen van een circulaire en duurzame leefomgeving: “We can benefit nature, but we also utilise nature for our Benefit. We leggen rietvelden aan om ons rioolwater te zuiveren en planten schaduwbomen die dieren tegen hitte beschermen. En we eten veilig voedsel, geproduceerd door duurzame landbouw die geen nadelige impact heeft op het milieu. Het betekent ook dat we anders gaan eten, doordat er door klimaatverandering andere gewassen op de velden komen te staan.”

Jeroen Sluijsmans, projectleider Onderzoeksprogramma zonneparken, ziet kansen voor meervoudig landgebruik met zonne-energie in onze leefomgeving. “Landbouw en zonneparken kunnen een interessante combinatie zijn, zeker in gebieden die droger worden. Onder de zonnepanelen verdampt veel minder water, waardoor gewassen daar veel minder schade oplopen.”

En dan ons huishouden. Hoe circulair is dat in 2050? Als het aan Christiaan Bolck, programmamanager Materials, ligt, zijn alle producten tegen die tijd gemaakt van gerecyclede producten en materialen. “Voor huishoudens betekent het dat ze producten heel goed aan de bron moeten scheiden. Geavanceerde technologie zorgt daarna voor verdere scheiding van materialen. Maar we moeten meer doen dan goed recyclen. Het is ook nodig dat we van fossiele naar plantaardige grondstoffen overstappen. Denk aan de maisplant, waarvan we de stengel prima kunnen gebruiken voor de productie van textiel.”

Dit sluit mooi aan op de toekomstvisie van Michiel Scheffer, programmanager Sustainable Textiles: “In 2050 dragen we kleding van materialen waarmee mensen zich in 1900 ook kleedden. Toen droegen mensen hennep, linnen en katoen en die materialen gebruiken we in 2050 ook. Tegen die tijd zitten er geen fossiele materialen meer in onze kleding. Als iedereen wat minder vlees gaat eten, is er land genoeg om plantaardige vezels voor textiel te kunnen produceren.”

Hoe ziet onze dagelijkse maaltijd er in 2050 uit? “Vooral plantaardig, meer uit het seizoen en lokaler”, als het aan Imke de Boer ligt, hoogleraar Dieren & Duurzame Voedselsystemen. “Meer groente en fruit, volkorenproducten, peulvruchten en volkorenproducten. Nog een klein beetje vlees, zuivel en eieren van dieren die plantaardige reststromen en gras eten. En we gaan meer lokaal geproduceerde producten eten. Voor een deel blijven we producten importeren die we hier niet hebben, dus we blijven deels afhankelijk van inkoop. Zoals een product als cacao, dat hebben we hier niet. In 2050 importeren we echter niet langer cacaobonen, maar hele chocoladerepen. Zo blijft de toegevoegde waarde in het land van herkomst en ontstaat er een eerlijker verdeling van welvaart in de wereld.”

Tot slot ook een kanttekening van Gert Spaargaren, emeritus-hoogleraar Duurzame leefstijlen en consumptiepatronen, daar waar het om gedrag gaat: “Duurzame verandering is vooral een sociaal vraagstuk. Technologisch kan er veel, maar die nieuwe technologieën vinden niet automatisch hun weg naar onze huishoudens. De kloof tussen technologie en gedrag moeten we dichten doordat experts stap voor stap een beetje naar de burger toe bewegen en andersom. En niet door van de ene dag op de andere een hele wijk van het aardgas te halen of ondergrondse CO2-opslag in de directe woonomgeving van mensen toe te laten.”