Opruimacties vergroten de bewustwording, maar als we willen dat onze grote steden uitgroeien tot Europese koplopers in afvalpreventie in plaats van afvalverwerking, zijn fundamentele veranderingen nodig. Grote steden zuchten onder afval: ‘Het is een grote rotzooi’ kopte NOS vorige week. De afgelopen twintig jaar zijn er vijf keer zoveel prullenbakken bijgekomen en bewoners in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zijn het zat. Elke ochtend fiets ik door het centrum van Amsterdam naar B Lab. Daar begeleid ik B Corp-bedrijven om verantwoordelijker te ondernemen. Langs smerige grachten en opengereten vuilniszakken vraag ik me vaak af: hoe hebben we het zo ver laten komen?

Om aandacht te vragen voor het Amsterdamse afvalprobleem in Amsterdam organiseer ik samen met Victor Knaap (Monks) en Charlie McGregor (The Social Hub), en met vele onmisbare partners, een enorme schoonmaakpactie genaamd CleansDay. Vrijdag vegen we samen met Burgemeester Halsema en meer dan 10.000 vrijwilligers de stad schoon. Maar ik ben niet gek. Als we echt verandering willen, moeten we verder kijken dan opruimacties. Een eenmalige grote opruimactie is geen structurele oplossing voor het afvalprobleem in de grote steden. In Nederland wijzen we graag naar elkaar voor de onderliggende oorzaken. De gemeente wijst op de dichtbevolkte stad, massatoerisme en de zogenaamde statiegeldproblematiek. Boze burgers wijzen naar de gemeente, het verzuim bij afvalophaaldiensten en de ongeschikte afvalbakken. Maar bijna niemand durft te zeggen waar het echt om draait: onze wegwerpmaatschappij.

In de jaren vijftig ontdekten voedsel- en drankproducenten als Coca-Cola en PepsiCo dat ze aanzienlijk meer winst konden maken door over te stappen van herbruikbare flessen en verpakkingen naar wegwerpmaterialen. De kosten van afvalbeheer schoven zij daarbij af op consumenten en gemeenten. Wat winstgevend was voor bedrijven, bleek rampzalig voor de samenleving. Terwijl aandeelhouders profiteerden, verspilden we kostbare grondstoffen en stapelden we een afvalcrisis op. Met miljoenen aan marketing werd vervolgens het concept van de vervuiler uitgevonden en ons verteld dat zwerfvuil de schuld was van ‘onverantwoordelijke individuen’ en niet van de producenten die het probleem creëerden. Vandaag de dag worden in Nederland elk jaar maar liefst 7 miljard wegwerpbekers en -verpakkingen gebruikt, wat neerkomt op 19 miljoen stuks per dag.

De oplossingen bestaan al, bewezen in onze grote steden. Zowel de VU als de UvA hebben met succes wegwerpbekers uitgeband van hun campussen. Albert Heijn experimenteerde met verpakkingsvrije afdelingen met 70 producten in herbruikbare verpakkingen. Dit zijn geen verre dromen, het zijn werkende modellen die we stadsbreed kunnen opschalen. We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, we weten al dat statiegeldsystemen werken. Elke Nederlander begrijpt waarom we bierflessen inleveren voor statiegeld. Het systeem werkt omdat de economie klopt: je krijgt je geld terug, flessen blijven in omloop, er ontstaat geen afval. Het feit dat het ontwerp van Amsterdamse afvalbakken te wensen overlaat en leidt tot opengereten vuilniszakken doet hier niet aan af.

Aarhus in Denemarken paste dit concept simpelweg toe op het hardnekkige probleem van wegwerpkoffiebekers. Klanten betalen een kleine borg en leveren bekers in bij automaten door de hele stad. In slechts één jaar vervingen ze meer dan 735.000 wegwerpbekers door herbruikbare exemplaren, met gemiddeld 44 gebruiksbeurten per beker en een inleverpercentage van 88%.

Willen we dat onze grote steden uitgroeien tot Europese koplopers in afvalpreventie in plaats van afvalverwerking, dan vraagt dat om drie fundamentele verschuivingen:

  1. True Pricing: Wegwerpproducten moeten de werkelijke opruim- en milieukosten reflecteren, waardoor hergebruik economisch aantrekkelijk wordt in plaats van alleen milieuvriendelijker.
  2. Echte Producentenverantwoordelijkheid (UPV): Verder gaan dan het huidige model van “gewoon betalen” naar eisen voor daadwerkelijke afvalreductie bij de bron. De huidige UPV is een lineaire correctie binnen een lineair systeem. Ze zorgt voor betere inzameling en recycling,
    maar stimuleert niet een circulaire economie met minder grondstofgebruik of herbruikbare ontwerpen.
  3. Gemeentelijke steun voor bewezen oplossingen: De succesvolle wegwerpbekerpilots van verschillende universiteiten stadsbreed opschalen en bestaande zero-waste pioniers zoals Little Plant Pantry en de nieuw opgerichte Stichting Hergebruik Nu steunen.

We begrijpen nu wat die bestuurders uit de jaren vijftig niet konden voorzien: onze planeet heeft grenzen. CleansDay laat zien wat we samen kunnen bereiken en zet duizenden vrijwilligers in beweging, maar de echte overwinning ligt in circulair ontwerpen, producentenverantwoordelijkheid en het opschalen van bewezen hergebruikinitiatieven. CleansDay kan zo méér worden dan een jaarlijkse opruimactie: een kantelpunt. Een dag waarop burgers, bedrijven en beleidsmakers besluiten niet alleen schoon te maken, maar ook schoon schip te maken met de wegwerpmaatschappij.

Daan van Apeldoorn, iniatiefnemer CleansDay en hoofd van de B Corp-community bij B Lab Benelux