In het Deltaplan staan drie zaken voorop:
– Het gaat om een langjarig investeringsplan, dat veel verder reikt dan de gebruikelijke vierjarige politieke horizon.
– De financiering komt uit de gasbaten maar hangt niet af van de olieprijsontwikkeling.
– Het aardgasgeld gaat uitsluitend naar dit investeringsplan en voor de rest exclusief naar verminderen van de staatsschuld (dat wil zeggen dat het niet meer moet dienen als dekking van gewone collectieve uitgaven).

De extra investeringen moeten gaan naar gebieden waar een inhaalslag nodig is dan wel te weinig wordt geanticipeerd op komende veranderingen:
-Bescherming tegen het water (kust, dijken etcetera);
-Duurzame mobiliteit (wegen, spoorwegen, vaarwegen en schone vervoersmiddelen);
-Transitie naar concurrerende, CO2-arme en betrouwbare energievoorziening;
-Kennis en Innovatie (inclusief aanjagen ICT-investeringen publieke sector).

Nederland heeft nog voor 25 à 35 jaar inkomsten uit aardgas. In 2040 komen de laatste gasbaten binnen. We moeten die middelen (vele landen hebben ze niet) gebruiken om grote achterstanden versneld weg te werken (denk aan de infrastructuur) en ons goed te prepareren op de toekomst (denk aan het klimaatprobleem en de waterhuishouding en aan investeringen in onderzoek en innovatie). Het nieuwe kabinet moet daarvoor, aldus de ondernemingsorganisaties, een ambitieuze Investeringsagenda neerleggen – een Deltaplan – die verder reikt dan de gebruikelijke vierjarige politieke horizon. Ons land moet ook voor de toekomstige generaties een land zijn waarin met plezier en enthousiasme wordt geleefd en gewerkt. Straks moeten onze kleinkinderen kunnen zeggen: ‘ze hebben het goed gedaan, we hebben wat gehad aan dat gasgeld’. Aldus beide ondernemingsorganisaties.

Volgens de huidige formule gaat éénderde van het gasgeld naar investeringen. De omvang van dit bedrag hangt af van de hoogte van de olieprijs, waaraan de gasprijs immers is gekoppeld. De besteding van deze middelen vindt beetje bij beetje vrij onzichtbaar plaats zonder een duidelijke strategische lange termijn visie op de toekomst van ons land. Ondertussen zijn grote achterstanden ontstaan in de infrastructuur, bij onderzoek en innovatie, loopt de overheid achter met ICT en is het maar de vraag of onze waterhuishouding de gevolgen van de klimaatproblemen aan kan.

VNO-NCW en MKB-Nederland willen dat het nieuwe kabinet echt vooruit kijkt, ver voorbij de eigen politieke horizon. Met een langjarig Deltaplan voor Nederland dat verzekerd kan zijn van zijn financiering uit de gasbaten.

Tot en met 2020 alleen al zijn bij een olieprijs van 50 á 60 dollar (reëel) ongeveer 100 miljard aan gasbaten te verwachten. In het Deltaplan wordt bij benadering voor deze periode daarvan 40 miljard extra zeker gesteld voor investeringen. Er is door het vorige kabinet al 20 miljard voor projecten bestemd, zodat de totale aan investeringen bestede gasbaten uitkomen op 60 miljard.

De rest van de gasbaten moet volledig naar de staatsschuld. Mocht de olieprijs hoger uitvallen dan 50 tot 60 dollar en daarmee ook de gasbaten toenemen, dan gaat het surplus te allen tijde naar het begrotingsoverschot/aflossing staatsschuld. Mocht de olieprijs fors inzakken, dan nog blijft het Deltaplan staan. Er komt dan minder geld beschikbaar voor staatsschuldvermindering.

Voor de periode ná 2020 moet er te zijner tijd een nieuw meerjarig Deltaplan worden ontwikkeld.

Tot 2020 moet het extra geld (bedragen in miljarden bij benadering) gaan naar: bescherming tegen het water (7,5 miljard), duurzame mobiliteit en ruimte (12,5 miljard), energietransitie (7,5 miljard) en kennis en innovatie (12,5 miljard). Te zamen 40 miljard euro. Voor de infrastructuur kunnen daarnaast publiek-private samenwerking en de opbrengst van de kilometerprijs na 2012 bij toenemend verkeer voor extra financiële ruimte zorgen.

VNO-NCW en MKB-Nederland benadrukken dat het Deltaplan sterk is gericht op duurzaamheid (schoon wagenpark, kilometerprijs, energietransitie en daar bij behorend onderzoek, kernenergie, dijkverzwaring). Aanleg van wegen (vooral knelpunten wegnemen) kan echter niet ontbreken.