“Verrassend.” Zo noemt Mazereeuw op onderdelen de uitkomsten van het onderzoek, dat ze onder begeleiding van de hoogleraren Graafland en Kaptein heeft uitgevoerd. De wetenschappelijke studie levert een aantal heel praktische uitkomsten op. Twee aspecten vallen haar vooral op. Zo blijkt bijvoorbeeld dat levensbeschouwing niet vaak leidt tot bedrijfsethische dilemma’s. Ondernemers voorkomen lastige afwegingen door bijvoorbeeld expliciet in de algemene voorwaarden op te nemen dat ze niet op zondag werken. Klanten lezen dat en kloppen niet aan. Zo blijft de ondernemer een dilemma bespaard.

Opzienbarender is de uitkomst dat traditioneel gelovigen minder doen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo), behalve als het gaat om het geven van geld. Met andere woorden: aan zaken zoals personeel en milieu wordt minder aandacht besteed, terwijl ondernemers wel gemakkelijk de portemonnee trekken voor goede doelen.

Verbaast jullie dat?
Mazereeuw: “Ja, deels. Of je nu spreekt over protestanten, rooms-katholieken of islamieten: ze hebben allemaal wel iets met goede werken. Dat de bijdrage aan mvo dan niet groter is, heeft ons verrast.”

Wat opvalt, is dat sponsoring van bijvoorbeeld projecten in de derde wereld wel hoogt scoort bij traditioneel gelovigen.
Kaptein: “Dat noemen wij mvo om niet. Donaties en giften zijn vormen van filantropie. Ondernemers doen dat niet omdat dat moet of hoort, maar om zo iets extra’s te doen.”

Graafland: “Wat bijvoorbeeld helemaal niet uit de verf komt, is het bieden van kansen aan minderheden en vrouwen. Dat blijkt ook uit andere onderzoeken. Een reformatorische medewerker ruimt niet snel zijn kantoor uit ten gunste van een vrouwelijke medewerker die borstvoeding wil geven.”

Maar hoe zit het dan? Kopen traditioneel gelovigen het brede spectrum van mvo af met een zak geld?
Kaptein: “Eigenlijk worden gelovige ondernemers ingehaald door seculiere zakenmensen als het gaat om goed doen ten aanzien van milieu, personeel en andere direct belanghebbenden. Gechargeerd gezegd kun je klanten en leveranciers een poot uitdraaien en medewerkers als oud vuil behandelen en toch goed scoren met filantropie.”

Graafland: “Het past wel bij de Amerikaanse manier van filantropie: je richt een foundation op, geeft een hoop geld weg en verdient aan de andere kant veel door hard zaken te doen.”

Mazereeuw: “Het zit ook in de aard van een ondernemer om geld te verdienen.”

Kaptein: “En dat zie je van de dorpssmid tot en met de grote aannemerij. Het verbaast me dat mensen op zondag in de kerk zitten, veel geven als daarom wordt gevraagd en tegelijkertijd zaken zoals omgang met het personeel, veiligheid op de werkvloer en kwaliteit van het geleverde verwaarlozen.”

Mazereeuw: “Het overmaken van een gift kost niet zo veel tijd. Zorg voor het personeel vraagt continue aandacht. Geven is mogelijk een vorm van afkopen.”

Kaptein: “Er is veel onwetendheid. Blindheid misschien wel. Veel ondernemers denken dat het goed is wat ze doen. Als ik ze vraag of het normaal is als ze hun prijzen met 10 procent verhogen, kijken ze je aan alsof ze water zien branden. Er zijn zó veel ingesleten gewoontes die in Bijbels licht niet te verantwoorden zijn.”

Hoe zien jullie de fraudezaak in Urk in dit licht?
Kaptein: “Dat is misschien wel hét voorbeeld: een vrijgevige gemeente die het niet zo nauw neemt met regelgeving. Er is daar sprake van een groepsnorm die zorgt voor rationalisatie achteraf. Ziet men het overtreden van regels nog wel als zonde? Daar zullen ze op moeten worden gewezen.”

Waar liggen kansen om dat veranderd te krijgen? Wie houdt hun de spiegel voor?
Kaptein: “Kennelijk hebben ondernemers grote moeite met de vertaalslag van de zondag naar de maandag. Ik vind dat je van een predikant mag verwachten dat hij weet wat er in het bedrijfsleven speelt, zonder nu direct instructies te geven vanaf de kansel. Ga eens op bedrijfsbezoek, zeg ik dan.

Ondernemers zijn wel voormannen en -vrouwen als het om levensbeschouwing gaat. Ze staan in contact met vele niet-religieuzen. Heel het dorp komt in de winkel. Zowel in positieve als in negatieve zin kun je veel uitstralen.”

Kun je altijd alles maar op het bordje van de kerk leggen?
Mazereeuw: “Een ondernemerskring in de kerkelijke gemeente zou goed zijn. Het is overigens de vraag of ze elkaar corrigeren.”

Kaptein: “Het moet geen ordinaire rotary worden. Ik zie wel degelijk een rol voor predikant en kerkenraad. Wijs desnoods een bedrijfsouderling aan. Zo iemand ontmoet veel eerder begrip en kan zich krachtiger uitspreken.”

Graafland: “Dat is nog maar de vraag. Ondernemers in de gemeente stoppen heel wat geld in de collectezak. Die ga je toch niet tegen de haren in strijken als predikant of als bedrijfsouderling?”

Kaptein: “Je moet eerst met de wind mee lopen, en dan langzaam ombuigen. Je kunt niet met de deur in huis vallen en zeggen: Jij bent geen goede ondernemer. Leg de spagaat bloot.”

Mazereeuw: “Er is nog een probleem. Het aandeel ondernemers in kerkenraden is groot. Op die manier zit er veel zakelijkheid in het kerkelijk leven.”

Zijn er buiten de kerk om manieren om de bewustwording van mvo te stimuleren?
Kaptein: “De meeste ondernemers zijn mannen. Misschien lukt het om ze via hun partners te motiveren. Vrouwen zijn moreel gevoeliger.”

Mazereeuw: “Vrouwen lopen daarbij wellicht ook tegen een muur aan.”

Kaptein: “Ja, dat weet ik. Maar we moeten ergens beginnen. De partner moet oprecht interesse tonen in wat haar man overdag doet. Ik spreek ondernemers die zeggen dat hun partner de enige is die hen met beide benen op de grond houdt.”

Mazereeuw: “Ik zie ook mogelijkheden in weerbaarheidstrainingen. We weten allemaal dat er in de bouw onderhandse afspraken worden gemaakt, dat in andere sectoren zwarte geldstromen in stand worden gehouden en dat elders klusjes onder elkaar worden verdeeld. Nodig eens een gepensioneerde zakenman uit, een oprecht christen. En laat hem zijn visie geven op jouw ethische dilemma’s. En handel daar dan naar.”

Kaptein: “Je hoeft jezelf pas weerbaar te maken als je ziet dat het eigen gedrag verwerpelijk is. Dus eerst bewustwording: wat ik doe is in strijd met de bedrijfscode, het is onfatsoenlijk, het dupeert mijn medemens enzovoort. Kijk ook eens hoe mvo wordt ingevuld door seculiere mensen. Maar probeer dan wel onderscheidend te zijn. Wij moeten immers een lichtend licht en een zoutend zout zijn. Dat klinkt misschien heel vies en beladen in het zakenleven, maar zowel in de christelijke kledingzaak als bij de gelovige slager moeten mensen toch voelen dat het er anders is? Zo niet, dan heb je een kans gemist.”

Mazereeuw: “Het zit in kleine dingen. Ziet een klant dat de ondernemer respect heeft voor zijn werknemers of worden ze afgeblaft? De overtuiging van de directeur zet de toon.”

Graafland: “Als het een groter bedrijf betreft, zou je eens onderzoek kunnen doen bij de belanghebbenden. Hoe beoordelen zij jouw bedrijf? Houd jezelf die spiegel voor. Dat kan erg goed werken bij verbeterprocessen.”

Kaptein: “Oké, maar dat is vrij seculier. Ik zeg: Ga naar vijf medebroeders in het zakenleven. Vraag hun jouw bedrijf tegen het licht van de Bijbel te houden en daarover een rapportje te schrijven. Vertaal ik levensbeschouwing op een goede manier? Ik moet de eerste christenondernemer nog zien die dit doet.”

Mazereeuw: “Ondernemers moeten eens een stap achteruit doen en met de Bijbel in de hand naar hun zakendoen kijken. Dus niet vanuit de norm van de zaak, maar vanuit levensbeschouwing. Zoals die accountant met wie ik sprak. Hij toetst zijn beslissingen achteraf heel bewust aan de Bijbel.”

Kaptein: “De bank, de belastinginspecteur, de milieudienst, ze komen allemaal over de vloer. En allemaal hebben ze iets zinnigs te melden over verantwoord zakendoen. Maar ze zeggen niet of iets vanuit de levensbeschouwing verantwoord is. Dan kom ik toch weer bij m’n bedrijfsouderling uit.”

Laten ondernemers de Bijbel dicht tijdens het ondernemen?
Kaptein: “De Bijbel gaat echt wel open. Het is echter niet alleen een kwestie van lezen, maar ook van vertalen. Zitten we oprecht in de kerk op zondag? En kunnen we aan het eind van de maandag evenzo oprecht in het gebed vragen: Vergeef mij mijn schulden? Doe een stap terug en neem de tijd voor reflectie.”

——————————————————————————–

Inspireren of frustreren

Een levensovertuiging kan bij het zakendoen “inspireren of frustreren.” Met haar promotieonderzoek probeert Corrie Mazereeuw handvatten te bieden aan ondernemers die worstelen met de vraag hoe ze hun overtuiging praktisch vorm kunnen geven.

“Voornamelijk persoonlijke interesse” is de reden dat Mazereeuw juist het onderwerp levensbeschouwing en mvo heeft gekozen voor een promotieonderzoek. “In mijn voormalige werkkring kwam ik in aanraking met ondernemers die hun werknemers enorm weten te inspireren vanuit hun levensovertuiging. Zo ontmoette ik in Engeland een directeur van een diamantfabriek die iedere morgen om 5 uur opstond voor Bijbelstudie. Hij kon daar heel enthousiast over vertellen, terwijl hij een typisch ingetogen Engelsman was. Maar hij zorgde zo wel voor een positieve toonzetting.”

Mazereeuw zag ook ondernemers worstelen met dilemma’s. “Een directeur was principieel tegen het dragen van broeken door vrouwen. Dit werd een probleem toen het bedrijf groter werd en er niet meer alleen personeel uit de eigen achterban kon worden gerekruteerd. Die ondernemers wil ik graag helpen door handvatten te bieden.”

Het promotieonderzoek aan de Universiteit van Tilburg loopt sinds 2002 en verkeert nu in de afrondende fase. Eerder verschenen deeluitkomsten. Mazereeuw -ze rondde eerder een studie bedrijfskunde af- wordt begeleid door de hoogleraren Johan Graafland en Muel Kaptein. De eerste is hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan de Universiteit van Tilburg, de tweede is hoogleraar bedrijfsethiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en directeur bij accountants- en adviesorganisatie KPMG. Het idee voor het onderzoek ontstond na het schrijven van een boekje voor werkgeversvereniging VNO-NCW over de relatie tussen christelijke levensbeschouwing en ondernemen.

In eerste instantie heeft het drietal twintig diepte-interviews gehouden om het onderzoeksgebied te verkennen. Vervolgens is een enquête uitgezet onder leden van de werkgeversorganisatie VNO-NCW, de zakenclub CBMC en de vakorganisatie RMU. Dit leverde 470 reacties op, in alle gevallen van eindverantwoordelijken binnen een bedrijf.

Het onderzoek wordt gefinancierd door een aantal externe partijen: het ministerie van Economische Zaken, VNO-NCW en de Wetenschapswinkel van de Universiteit van Tilburg.