Door producten slimmer te ontwerpen, de levensduur ervan te verlengen en onderdelen opnieuw te gebruiken, levert de circulaire economie een belangrijke bijdrage aan het toekomstbestendiger maken van de Nederlandse economie. Een samenhangende Rijksbrede aanpak met betrokkenheid van bedrijfsleven, vakbonden en andere maatschappelijke organisaties biedt kansen om het proces naar een circulaire economie te versterken en te versnellen. Daarom steunt de Sociaal-Economische Raad in zijn advies over circulaire economie de plannen voor een Rijksbreed Programma Circulaire Economie. De SER pleit voor een ambitieuze transitieagenda waardoor Nederland in een aantal ketens wereldwijd koploper kan worden op het gebied van circulaire economie.

SER-voorzitter Mariëtte Hamer: “Om te kunnen versterken en versnellen is breed draagvlak en een lange adem nodig. Continuïteit is essentieel. Anders zakt het na een tijdje weer in elkaar. Het is daarom van groot belang dat werkgevers, werknemers en ook de milieubeweging in dit advies tot gezamenlijke conclusies zijn gekomen.”

“De circulaire economie is de zuurstof van de 21e eeuw. Zonder zuurstof kun je niet leven en dat geldt ook voor de circulaire economie. Het kan straks gewoon niet anders, zonder grondstoffen hebben wij geen welvaart,” aldus Ed Nijpels, voorzitter van de commissie Duurzame Ontwikkeling die het SER-advies heeft voorbereid.

Urgentie…

De vraag naar grondstoffen is de afgelopen eeuw explosief gestegen: de wereldbevolking is 34 keer meer materialen gaan gebruiken, 27 keer meer mineralen, 12 keer meer fossiele brandstoffen en 3,6 keer meer biomassa. Dit proces is niet houdbaar. Een combinatie van toenemende grondstoffenbehoefte door een groeiende wereldbevolking, geopolitieke spanningen in de winningsgebieden, teruglopende draagkracht van de aarde en snelle technologische ontwikkelingen (waaronder robotisering) verhoogt de noodzaak om veel efficiënter met grondstoffen om te gaan. Nederland en Europa zijn in hoge mate grondstofafhankelijk. Zo moet van de 54 kritische materialen voor Europa 90 procent worden geïmporteerd, vooral uit China. Nederland haalt 68 procent van zijn grondstoffen uit het buitenland. Kwetsbare Nederlandse sectoren zijn onder meer agrofood, enkele industriële sectoren (elektronica, Cleantech) en de chemische sector.

…maar ook kansen

Nederland heeft internationaal gezien een goede uitgangspositie voor een volgende stap naar een circulaire economie. Ons land behoort tot de koplopers op het terrein van recycling. Ook is er een groeiende groep Nederlandse bedrijven, gemeenten, waterschappen en kennisinstellingen die het gedachtegoed van een circulaire economie in uiteenlopende samenwerkingsverbanden in praktijk brengt. Het toenemende urgentiebesef, de talloze praktijkervaringen en de traditie van samenwerking vormen een belangrijke voedingsbodem voor het sluiten van kringlopen in de Nederlandse economie. Een aantal koploperbedrijven is hier al ver mee en creëert hiermee exportkansen. Minstens zo belangrijk is dat toepassing van circulaire bedrijfsmodellen ook milieuwinst en energiebesparing oplevert.

Door circulair te gaan ondernemen worden sectoren die van primaire grondstoffen afhankelijk zijn, toekomstbestendig gemaakt en ontstaan er nieuwe economische activiteiten. Dit werkt door in behoud van werkgelegenheid en de creatie van banen in nieuwe circulaire activiteiten, zoals onderhoud, reparatie, revisie en hergebruik. Van groot belang is om de circulaire economie in samenwerking met de Europese Unie (Actieplan voor een circulaire economie) en landen daarbuiten op te pakken. Dit versterkt het effect en vergroot kansen van Nederlandse bedrijven in het buitenland.

Aanpassingen op een breed front nodig

De omschakeling naar een circulaire economie vergt de nodige aanpassingen in het overheidsbeleid (wet- en regelgeving, financiële prikkels, communicatie en voorlichting). Ook zijn er uitdagingen en kansen voor de ‘circulaire’ arbeidsmarkt. Zo schetst het advies hiervoor een agenda met zestien onderwerpen, waaronder toekomstige arbeidsmarktbehoeften en aandacht voor arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. De SER pleit er voor deze agenda in het Rijksbrede programma op te nemen. Maar ook in ketens en binnen bedrijven zijn aanpassingen nodig. Het advies gaat bijvoorbeeld in op de rol van werkgevers en werknemers bij innovaties die nodig zijn voor de transitie naar een circulaire economie. Verder besteedt de SER aandacht aan circulaire verdienmodellen en de financiering hiervan.

Ambitieuze transitieagenda

Tegen deze achtergrond adviseert de SER het kabinet het proces naar een circulaire economie te versterken en te versnellen door in het Rijksbrede programma een transitieagenda met ambitieuze doelstellingen voor ketens te ontwikkelen. Het gaat hierbij om ketens waarin ons land een belangrijke positie inneemt, de ecologische en economische risico’s groot zijn en er goede economische kansen zijn. Bovendien moet Nederland over voldoende beïnvloedingsmogelijkheden beschikken. Actieve betrokkenheid van bedrijfsleven, werknemers en maatschappelijke organisaties bij de uitvoering van de transitieagenda vindt de SER onmisbaar voor een succesvolle uitvoering van de transitieagenda. De SER en zijn leden zeggen toe zich voor deze transitie in te zetten en beschikbaar te zijn om in het vervolg een rol te spelen.

Adviesaanvraag

Het kabinet heeft begin dit jaar de SER in het kader van het Rijksbrede programma circulaire economie dat later dit jaar begint, om advies gevraagd over innovatiemogelijkheden, het verdienvermogen en de financieringsmogelijkheden. Ook de rol van arbeid is een belangrijke onderwerp in de adviesaanvraag. Naast de SER heeft ook de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) een advies over de circulaire economie uitgebracht. Dit advies, Circulaire Economie: van wens naar uitvoering, van juni 2015 bevat aanbevelingen over de rol van de Rijksoverheid, provincies, en gemeenten in de transitie naar een circulaire economie. Beide adviezen vormen de input voor het Rijksbrede programma.

De SER-commissie Duurzame Ontwikkeling onder voorzitterschap van Ed Nijpels heeft het advies voorbereid. De SER bespreekt het advies vrijdag 24 juni in zijn vergadering.