De SER heeft, samen met de Consumentenbond en Stichting Natuur en Milieu, een gezamenlijke reactie gegeven op de conceptbeleidsregel Mededinging en Duurzaamheid van de Minister van Economische Zaken. Deze ontwerpbeleidsregel gaat over de toepassing van de mededingingsregels door de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) op duurzaamheidsafspraken tussen bedrijven en organisaties. Aanleiding voor de aanpassing zijn een aantal recente voorbeelden waarbij het spanningsveld tussen mededinging en duurzaamheid sterk naar voren kwam, zoals de gezamenlijke afspraken over sluiting van oude kolencentrales.

Concrete voorstellen

De SER doet een aantal aanvullende voorstellen, zoals de drie onderstaande:

  1. De toetsing aan de Mededingingswet bestaat momenteel uit twee stappen. Eerst wordt onderzocht of een overeenkomst de mededinging kan beperken. Indien de toezichthouder van oordeel is dat dit het geval is, dan wordt onderzocht of de overeenkomst aan vrijstellingsvoorwaarden voldoet. De SER adviseert de minister om aan de ACM op te dragen om al bij de eerste stap steeds expliciet publieke belangen mee te wegen. Reden hiervoor is dat concurrentiebeperking – en dus samenwerkingsafspraken – nodig kan zijn voor het borgen van een legitiem doel. Als dat zo is hoeft geen toetsing aan de vrijstellingsvoorwaarden plaats te vinden. Hierbij ligt dan wel een verantwoordelijkheid voor de overheid om aan te geven dat bijvoorbeeld internationale afspraken, zoals de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, als legitiem doel gelden.
  2. Waar toch een toets aan de vrijstellingsvoorwaarden moet plaatsvinden, wil de SER dat bij de analyse van de voor- en nadelen voor de samenleving niet alleen naar de Nederlandse samenleving wordt gekeken. Er moet ook ruimte komen om algemeen erkende maatschappelijke waarden van andere samenlevingen mee te nemen, zoals die bijvoorbeeld zijn verankerd in de OESO-richtlijnen.
    Dit heeft vooral consequenties voor afspraken op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, aangezien de voordelen zich in het buitenland voordoen.
  3. Tot slot constateert de SER-reactie dat het niet altijd mogelijk is om van tevoren aan te geven wat precies de effecten van duurzaamheidsafspraken zullen zijn. De SER pleit er daarom voor dat de ACM een zekere experimenteerruimte creëert voor duurzaamheidsinitiatieven waarvan de effecten voor de maatschappelijke welvaart niet op het eerste gezicht duidelijk zijn. Aan het einde van de afgesproken periode kan men dan de balans opmaken en bekijken welke effecten de afspraken hadden op zowel concurrentie als op publieke belangen.

Doel aanpassing conceptbeleidsregel

Doel van de aanpassing is dat bedrijven de ruimte voor het maken van duurzaamheidsafspraken beter benutten en dat de beleidsregel meer duidelijkheid geeft over de beoordeling hiervan door de ACM. Het mededingingsrecht is zeer complex en voor bedrijven moeilijk te doorgronden. Voor betrokken bedrijven en stakeholders is het belangrijk dat al op korte termijn meer duidelijkheid komt over de ruimte voor gezamenlijke duurzaamheidsinitiatieven.

Uitgangspunten SER

De SER streeft naar maatschappelijke welvaart. Dat betekent dat het sociaal-economisch beleid zich niet alleen moet richten op materiële vooruitgang maar ook op kwalitatieve aspecten, zoals sociale samenhang, een gezonde leefomgeving en een goede milieukwaliteit.
Concurrentie heeft een belangrijke functie in onze markteconomie. Tegelijkertijd moeten samenwerkingsverbanden die de maatschappelijke welvaart verhogen, niet onnodig belemmerd worden door de Mededingingswet. Soms weegt duurzaamheid namelijk zwaarder dan bijvoorbeeld het consumentennadeel. Daarom is het van belang dat onduidelijkheid over de mededingingsregels er niet toe leidt dat het bedrijfsleven van samenwerking afziet waar deze samenwerking nuttig en nodig is om vooruitgang te boeken. Ruimte voor duurzaamheidsafspraken zou echter ook niet moeten betekenen dat een vrijbrief wordt gegeven aan kartelvorming.

Vaststelling reactie

Het conceptadvies is in de vergadering van de commissie SEA op 26 januari besproken en vastgesteld.
Het advies is voorbereid door een werkgroep van de commissie SEA onder voorzitterschap van prof.dr. Barbara Baarsma.
Lees de volledige SER-reactie op de aangepaste beleidsregel mededinging en duurzaamheid.