De leden van de Tweede Kamer Bos, Bussemaker en Koenders (allen PvdA) hebben aan de Staatssecretaris van Economische Zaken op 24 februari 2000 de volgende schriftelijke vragen gesteld.

1 Bent u op de hoogte van het overleg dat uw collega, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, reeds enige tijd met de Kamer voert inzake de overheidsverantwoordelijkheid bij het bevorderen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in het buitenland?

2 Bent u op de hoogte van de brief 1) (inzake het rapport Social labelling and codes of conduct: a potential role for the Dutch government) die hij op 15 februari jl. aan de Kamer heeft gestuurd, waarin hij een kabinetsstandpunt aankondigt?

3 Hoe verhoudt deze brief zich tot de brieven 2) waarover u de laatste maanden met de Kamer in overleg bent geweest, en welke reeds een kabinetsstandpunt bevatten?

4 Acht u het zinvol dat het kabinet er kennelijk twee kanalen van overleg met de Kamer over dit onderwerp op na houdt en daarbij ook inhoudelijk verschillende invalshoeken hanteert?
—————-
1 Brief aan Cie SZW, kenmerk SZW00207.
2 Kamerstuk 26 485, nrs. 1, 4 en 5.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, drs. G. Ybema, heeft deze vragen mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. K.G. de Vries als volgt beantwoord.

1 en 2 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft opdracht gegeven voor een studie naar de mogelijke rol van de Nederlandse overheid bij de bevordering van sociale keurmerken en gedragscodes. Ambtenaren van verschillende departementen – waaronder SZW en EZ – zijn bij het onderzoek betrokken geweest. Ik acht deze studie een nuttige bijdrage aan de dialoog met zowel de Kamer als met bedrijven en maatschappelijke oganisaties over het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen in het buitenland.

Voor de goede orde: een overleg tussen de Minister van SZW en de Kamer over dit onderzoek heeft nog niet plaatsgevonden. De Tweede Kamer heeft –
blijkens het verslag van de Kamercommissie SZW van 22 februari jl. – de brief en het onderzoek voor kennisgeving aangenomen, in afwachting van een integraal kabinetsstandpunt.

3 Zoals bekend is aan de SER een advies gevraagd over de rol van de diverse partijen bij de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen in algemene zin. Met het oog op die adviesaanvraag heeft de Minister van SZW het onderzoek ook aan de SER aangeboden. De SER kan het onderzoek desgewenst bij zijn advies betrekken. Wanneer dit advies is uitgebracht zal het kabinet hierover een standpunt innemen. Het is dit – integrale – standpunt waaraan de Minister van SZW in zijn brief refereert.

4 Uit het bovenstaande moge blijken dat, althans voor wat het kabinet betreft, hiervan in het onderhavige geval geen sprake is. Feit is dat ook andere bewindslieden met het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen te maken hebben. Ieder van hen beziet dit logischerwijs vooral vanuit de invalshoek van het eigen beleidsterrein. Dat is ook de achtergrond voor het verzoek aan de SER om advies aan het kabinet uit te brengen.