Deze week werd duidelijk dat Kamer en staatssecretaris elkaar halverwege dit traject van uiteenlopende visies hebben gevonden. Ybema kreeg daarvoor veel waardering van de volksvertegenwoordigers en genoot er zichtbaar van. Volgens de bewindsman is er bij maatschappelijk verantwoord ondernemen sprake van een publiek belang. De overheid moet daarom niet aan de zijlijn gaan staan, maar een effectief overheidsoptreden moet in dit geval niet tot stand komen door wet- en regelgeving. De overheid moet de zelfregulering van het bedrijfsleven stimuleren door een helder kader te scheppen met randvoorwaarden, die aangeven wat er van het bedrijfsleven wordt verwacht.

Ybema komt de meerderheid van de Kamer tegemoet door voorwaarden te verbinden aan het verstrekken van exportkredietverzekeringen en andere subsidies. Hij zal zich daarbij zo soepel opstellen dat ook de VVD, die zulke eisen wantrouwt, ermee kan leven.

Bedrijven die de internationale markt opgaan en voor steun aankloppen bij de overheid moeten zich volgens Ybema ‘naar vermogen’ houden aan de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling voor ethisch ondernemen. Nieuwe administratieve lasten voor de bedrijven zal dit niet met zich meebrengen, meent de bewindsman. Er is immers geen sprake van wet- en regelgeving, maar van ‘subsidievoorwaarden’.

Boven de politieke markt zweeft nu nog het voornemen van PvdA en Groen Links om een initiatief-wetsontwerp in te dienen, dat bedrijven dwingt tot jaarlijkse rapportage over hun activiteiten op het gebied van ethisch ondernemen. Ybema wil zelfregulering en heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving gevraagd het bedrijfsleven te adviseren over de gewenste verantwoording. Het advies van de Raad zal tegen het einde van dit jaar beschikbaar zijn, verwacht de staatssecretaris.

Tegen het einde van dit jaar zal Ybema verder een voorstel doen voor de oprichting van een Kennis- en Informatiecentrum, dat de expertise op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat bundelen. Dit centrum moet begin 2002 operationeel zijn. Het wordt een aanvulling op het reeds bestaande Nationaal Contactpunt van Economische Zaken, een centrum waar iedereen terecht kan met opmerkingen en klachten over het opereren van bedrijven.

Dit Nationaal Contactpunt zal nog deze maand zijn eerste rapportage over het ethisch ondernemen van Nederlandse bedrijven uitbrengen aan de Oeso. Vervolgens zal een dergelijke rapportage elk jaar worden uitgebracht. Ten minste tweemaal per jaar zal het Contactpunt daartoe de sociale partners en maatschappelijke organisaties raadplegen. Het Contactpunt moet uitgroeien tot een ‘ombudsman’ voor burgers en bedrijven die problemen hebben op het gebied van ethisch ondernemen. Consumentenbond en Kamer achten zo’n ombudsfunctie nodig. Ybema benadrukt wel dat het Contactpunt ‘geen rechtsprekende functie’ zal krijgen.

De Consumentenbond sprak deze week, samen met vertegenwoordigers van Shell en de Rabobank, met leden van de vaste kamercommissie voor Economische Zaken over ethisch ondernemen. Zo de overheid een rol moet vervullen, luidde de boodschap, is het die van marktmeester. Er is behoefte aan informatie, aan transparantie op de markt. ‘Consumenten moeten weten hoe zij bedrijven kunnen aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheden’, aldus een vertegenwoordigster van de Consumentenbond. Volgens een medewerker van de Rabobank getuigt de stelling dat de overheid zich afzijdig moet houden van ‘een Pavlov-reactie’. Maatschappelijk ondernemen is primair een zaak van het bedrijfsleven, maar er is wel degelijk behoefte aan kennis, aan voorbeeldgedrag, aan het verlagen van drempels, vooral voor het midden- en kleinbedrijf. Rabobank en Shell zijn al langer bezig met ‘duurzaam ondernemen’, maar ervaren hun eigen inspanningen nog steeds als ‘een zoektocht’. Daarbij kan ook de overheid helpen, als er maar niet direct gedacht wordt aan regelgeving. ‘Dat kan initiatieven doodslaan’, aldus de vertegenwoordiger van Shell.

Ybema denkt transparantie vooral te bereiken met het openbaar maken van de bevindingen van het Nationaal Contacpunt. ‘Dat zal zijn werking hebben’, meent hij. ‘In het verleden heeft alleen al de publiciteit rond een bedrijf dat gebruik zou maken van kinderarbeid geleid tot een grote discussie over dit fenomeen.’