De Nederlandse overheid moet bedrijven verplichten om actie te ondernemen om kinderarbeid in hun productieketens uit te bannen. Dat stelt Stop Kinderarbeid in een brief die zij vandaag aan de Kamer stuurt. Door het wettelijk verankeren van due diligence, ofwel een zorgplicht, kunnen bedrijven die ‘kinderarbeidproducten’ verkopen daarop worden aangesproken en krijgen zij een prikkel om kinderarbeid te voorkomen.

Aanstaande maandag debatteert de Tweede Kamer over de initiatiefnota van PvdA-Kamerlid Roelof van Laar over het verbieden van producten gerelateerd aan kinderarbeid. Met het wettelijk verankeren van due diligence kan de Nederlandse overheid aan haar internationale verplichting voldoen om burgers – ook elders – te beschermen tegen schendingen, direct of indirect, van hun mensenrechten door Nederlandse bedrijven.

“Er zijn momenteel nauwelijks bedrijven die met zekerheid kunnen verklaren dat hun hele keten ‘kinderarbeidvrij’ is”, zegt Sofie Ovaa, campagneleider van Stop Kinderarbeid. “Het wordt daarom tijd dat bedrijven die weigeren in actie te komen om kinderarbeid te voorkomen – bijvoorbeeld bij de productie van kleding, schoenen, hazelnoten, natuursteen of chocola – daarop door de wetgever worden aangesproken.”
De zorgplicht op het gebied van kinderarbeid zou moeten gelden voor producten uit landen waar kinderarbeid een groot risico is en voor producten waarbij kinderarbeid is vastgesteld. Kernelementen van deze zorgplicht, zoals gedefinieerd in de OESO Richtlijnen en de VN Principes voor Bedrijfsleven en Mensenrechten, zijn het in kaart brengen, voorkomen en herstellen van schendingen op het gebied van mensenrechten en het actief rapporteren daarover. Van bedrijven mag verwacht worden dat zij in hun hele keten werken aan het bestrijden van kinderarbeid.

Een aantal bedrijven, zoals bijvoorbeeld C&A en H&M in de kledingsector, heeft al een aanpak tegen kinderarbeid ontwikkeld. Maar vaak worden belangrijke ‘schakels in de keten’, zoals spinnerijen nog overgeslagen. Stop Kinderarbeid vindt dat bedrijven binnen twee jaar na ingang van de wettelijke maatregel moeten laten zien dat ten minste de eerste schakel in de keten en/of de voornaamste productielocaties in risicolanden vrij zijn van kinderarbeid. Bij bedrijven die onvoldoende voortgang boeken bij het bestrijden van kinderarbeid kan dan een boete of dwangsom worden opgelegd. Als dat geen of onvoldoende effect heeft, moeten strafrechtelijke sancties als uiterst middel worden ingezet om notoire overtreders en hun bestuurders aan te pakken.

Tenslotte pleit Stop Kinderarbeid voor een informatieplicht voor bedrijven over hun vorderingen bij het bestrijden van kinderarbeid, zowel aan een eventuele toezichthouder als aan consumenten. Zo kan een bedrijf door concurrenten of consumenten worden aangesproken als het partijen verkeerd voorlicht, op basis van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken.

De volledige Kamerbrief is hier te downloaden.