Mensen die zich inzetten voor een betere wereld zijn creatief, innovatief, enthousiast en inspirerend. Ze geloven in de toekomst en in de aanpak van maatschappelijke problemen als honger, armoede en het klimaat. Zelfs als de oplossing voorlopig nog ver te zoeken is, gaan ze onvermoeid voort met de ontwikkeling van een nieuw product of techniek. Of ze bewegen anderen om geld beschikbaar te stellen.

Maar het aantal bevlogen ondernemers en bankiers is nog te klein om het tij te keren. Er zitten te veel mensen in de bezemwagen. Types die denken dat het hun tijd wel zal duren. Die geloven dat de volgende generatie de problemen van klimaatverandering wel zelf kan oplossen. Die zich bijvoorbeeld niet realiseren dat een stijgende zeespiegel betekent dat mensenmassa’s op drift raken omdat hun landbouwgronden zijn verdwenen.

Het is zo gemakkelijk: meer energie halen uit zon, wind en andere alternatieve energiebronnen zorgen voor een betere nachtrust voor burger en politicus. Niet alleen omdat de CO2-uitstoot drastisch vermindert, maar ook omdat er minder reden is om te vechten om pijpleidingen en gebieden met veel olie en gas. Helaas, de werkelijk is anders: het ijs op de Noordpool begint te smelten en de eerste territoriumvlaggen zijn al weer geplant.

Wie bovenstaande argumenten te sentimenteel, te politiek of te ver gezocht vindt om iets aan duurzaamheid te doen, kan het altijd nog doen voor het geld. Het streven naar duurzame producten en diensten zorgt voor nieuwe markten. Het blijft een mysterie waarom organisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO zo bang zijn om concrete prestaties af te spreken met de overheid, terwijl dat soort afspraken leiden tot een nieuwe investeringsimpuls en innovaties waar bedrijven nog jaren plezier van zullen hebben. Een verklaring is dat zij niet de belangen behartigen van de grootste gemene deler van hun leden, maar vooral de duurzame achterblijvers vertegenwoordigen.

Doel is nog niet in zicht
Toch bevinden zich onder het ledenbestand van VNO-NCW vele voorlopers: ABN Amro , Akzo Nobel , DSM , Philips , Numico , Reed Elsevier , TNT , Unilever . Niet dat ze 100% duurzaam zijn. Dat doel is nog lang niet in zicht. Maar de meeste Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen sloven zich sinds het begin van deze eeuw uit om meer te doen aan het milieu en de mensen, en zo meer waarde te creëren. Meer waarde voor hun aandeelhouders, maar ook voor hun afnemers, hun klanten en hun personeel.

Waarom bedrijven duurzaam ondernemen? Er zijn vele redenen en bij de meeste is het een combinatie. De ‘oude’ ondernemingen als Akzo, Shell, DSM, KLM en Unilever zullen zeggen dat ze altijd al rekening gehouden hebben met wensen uit de samenleving. Zij noemen dat de ‘license to operate’. Als het bedrijf niet inspeelt op de eisen van de overheid, maatschappelijke organisaties en werknemers, komt zijn positie in het gedrang en is er zelfs de kans te verdwijnen. Arie de Geus, voormalig hoofd Corporate Strategic Planning bij Shell, heeft dat beschreven in zijn beroemde boek The living company, waarin hij een analyse maakt waarom bepaalde bedrijven honderd jaar en langer kunnen bestaan en andere niet. Oude ondernemingen hebben een goed gevoel voor de veranderende samenleving en passen zich daaraan aan. Of liever gezegd, de mensen die er de leiding hebben sturen het ondernemingsbeleid bij.

Een andere stijl van een nieuwe leider kan ook een impuls zijn voor duurzaam ondernemen. Bij TNT is het bestuursvoorzitter Peter Bakker die zijn werknemers op sleeptouw neemt in de strijd tegen honger en sinds kort het klimaat. Feike Sijbesma van DSM is doordrongen van de verantwoordelijkheid voor volgende generaties en het feit dat een bedrijf niet succesvol kan zijn als de omgeving dat niet is. Peter Hartman, bestuursvoorzitter van KLM wordt gedreven door het geloof in steeds schonere en stillere vliegtuigen en het streven naar optimale veiligheid van personeel en passagiers. Greg Tucker van Aegon is enthousiast over de inkomensverzekeringen in opkomende markten, waardoor de mensen in die landen een zekerder bestaan kunnen opbouwen.

De rekening gepresenteerd
Ondernemen heeft naast de directe voordelen voor de samenleving als werkgelegenheid en het leveren van producten en diensten ook allerlei externe effecten, positief en negatief. Bedrijven hebben in de afgelopen jaren steeds meer de rekening gepresenteerd gekregen voor externe effecten zoals milieuvervuiling, via het principe de vervuiler betaalt. Maar ze zijn in ieder geval meer gaan betalen voor hun energie, water, grondstoffen en afvalverwerking. Dat is voor veel ondernemingen een impuls geweest om efficiënter met die zaken om te gaan. Minder energie gebruiken scheelt niet alleen in de uitstoot van de broeikasgassen maar ook aanzienlijk in de portemonnee. En daar kan de aandeelhouder tevreden over zijn.

Een aandeelhouder van een onderneming die nog niet zo gericht is op duurzaam ondernemen zou zich zorgen moeten maken. Zelfs als die aandeelhouder niet eens zo duurzaam is. De discussie dat duurzaam beleggen meer rendement oplevert dan traditioneel beleggen zal nog wel even voortduren. Maar die verliest aan belang, omdat beide vormen van beleggen uiteindelijk hun keuze maken op het financiële rendement: de best renderende bedrijven komen in de portefeuille.

Het grote verschil zit in een aantal zaken. Duurzame ondernemingen hebben een doordacht beleid over het aantrekken en behouden van getalenteerde werknemers. Ze bevorderen diversiteit, zijn eco-efficiënt en hebben door hun aandacht voor goed bestuur een helder beeld van de financiële en niet-financiële risico’s. Ze hebben een doordachte toekomstvisie en zijn innovatiever en creatiever omdat ze geleerd hebben goed naar de werkvloer te luisteren. Op die manier zijn deze ondernemingen beter geprepareerd voor de snel veranderende wereld.

Voorlopers kwetsbaar
Maar het streven naar duurzaamheid maakt juist de voorlopers kwetsbaar voor kritiek van milieu- en mensenrechtenorganisaties. Die vinden dat deze bedrijven nog lang niet genoeg hun best doen. En als het gaat om de ondernemingen die achterblijven, is die kritische houding helemaal terecht. Maar voor de volgende grote stap naar een betere wereld zijn straks meer spelers nodig.

De overheid en de consumenten laten het nog flink afweten. Het zou geen kwaad kunnen als maatschappelijke organisaties ook hun pijlen zouden richten op de burger die uit gemakzucht niet kiest voor duurzame, verantwoorde producten en de auto niet vaak genoeg laat staan.

En ook is de overheid het aan haar stand verplicht om er een tandje bij te doen. Honderd procent duurzaam inkopen in 2010 voor de Rijksoverheid alleen is niet genoeg, als die norm al gehaald wordt. Ook de lagere overheden kunnen verschil maken. Een kwestie van doorzetten. De wereld netjes achterlaten voor kinderen en kleinkinderen is nu eenmaal hard werken.

Duurzaam of traditioneel beleggen, de keuze zal altijd vallen op de best renderende bedrijven