Wie goed doet, goed ontmoet. Ook op de werkvloer. Dat klinkt misschien oubollig en cliché, maar niets is minder waar. Loopbaandeskundige Herb Rappaport zei het onlangs al in The Wall Street Journal: met een beetje welwillendheid help je niet alleen een ander, ook je eigen carrière vaart er wel bij. Volgens Rappaport worden werknemers steeds meer beoordeeld op de manier waarop ze omgaan met collega’s. Genereuze werknemers worden eerder beschouwd als leuke, waardevolle medewerkers dan zij die zich slechts bekommeren om hun eigen hachje, zegt de Amerikaan. Bovendien maakt een medewerker die zich bereidwillig opstelt meer kans op promotie: “Een ware leider is volgens werkgevers in staat dingen in een breder verband te zien en niet alleen te kijken naar wat in z’n eigen belang is, maar ook naar dat van anderen en de organisatie.” Averechts Deze stelregels gelden ook in Nederland, zegt Oscar de Lint, de manager van werving- en selectiebureau Ebbinge en Company die de afdeling aanstuurt die zich bezighoudt met loopbaanvraagstukken. “De macholeider, die honderd procent resultaatgericht is, is uit. Bedrijven zoeken nu sociaal intelligente mensen, die draagvlak weten te creëren en het vertrouwen hebben van hun medewerkers. Mensen die oog hebben voor de beslommeringen van anderen.”

De Lint is het echter niet onverkort met Rappaport eens. In zijn visie is de Amerikaan nogal ongenuanceerd. “Wie een leidinggevende functie of promotie ambieert, moet niet steevast degene zijn die zich opoffert. Degene die ‘het altijd wel weer doet’ wordt niet alleen ervaren als uiterst prettige collega, maar ook als goedzak, die geen ruggengraat heeft. En als iemand van wie mensen zich afvragen of hij in staat is krachtig op te treden als een situatie daarom vraagt.”

De Lint plaatst nog een kritische noot: om positief effect te sorteren, moet barmhartig gedrag bovendien oprecht zijn. Anders werkt het averechts, waarschuwt hij. “Je moet je goede daden niet inzetten voor je eigen pr. Uitspraken als ‘Dat heb ik toch maar mooi weer gedaan’ wekken alleen maar irritatie.”

Loopbaanadviseur Jack van Minden is het daar niet mee eens. Carrière maken doe je eerder door op te vallen dan door rustig af te wachten en te bidden dat het opvalt. Ook in het calvinistische Nederland, stelt hij. “En opvallen doe je door jezelf te profileren, door leidinggevenden op de hoogte te houden van je prestaties. Als je werk wilt overnemen van een drukbezette collega kan je diegene dat bijvoorbeeld in een e-mailtje laten weten. Dat bericht kan je dan cc’en naar je baas of de directie.” Van Minden acht de kans dat collega’s en leidinggevenden dergelijk gedrag als slijmerij zullen bestempelen niet groot. “Als het werk gedaan is, is toch iedereen gelukkig? Het is heel simpel. Wat je zaait, zul je oogsten. De gunstenbank wordt dat principe ook wel genoemd: als je op je werk iets voor iemand doet, kan je er vanuit gaan dat je diegene tezijnertijd ook kunt vragen iets voor jou te doen.” Wie twijfelt hoe een dergelijke aanpak valt, kan eens een proefballonnetje oplaten, voordat hij z’n definitieve strategie bepaalt, adviseert Van Minden. Aanmoedigen Het initiatief om genereus te zijn, hoeft overigens niet altijd van werknemerszijde te komen. Er zijn ook bedrijven waar ze hun werknemers aanmoedigen eens aan een ander te denken, vaak gaat het daarbij om een goed doel. Verantwoord ondernemen, noemen ze dat. TPG Post is bijvoorbeeld bijzonder trots op de verbondenheid van het bedrijf aan het World Food Programme van de Verenigde Naties. In het kader van dit programma zetten de posterijen hun know how op het gebied van logistiek en transport in om voedsel daar te krijgen waar dit het hardst nodig is: in derdewereldlanden.

Evenementenbureau Robin Good speelt daar handig op in. Dit bureau organiseert bedrijfsevenementen met een ,,maatschappelijk betrokken karakter”, feesten en partijen waarvan een goed doel profiteert. Een kerstfeest waarbij het bedrijf tegelijkertijd een weeshuis in Argentinië redt bijvoorbeeld. Of een kunstveiling voor een vluchtelingenkamp in Jordanië. “Wie goed doet, goed ontmoet… Ja, dat is zeker een van de redenen waarom bedrijven met ons in zee gaan”, weet Mark Schalekamp, een van de oprichters en directeur van Robin Good. De meeste Nederlandse bedrijven gebruiken het feit dat ze ‘goed doen’ overigens vooral intern, als bindmiddel voor het personeel, zegt hij. “Onze klanten merken dat het sterk teambuildend werkt om werknemers samen iets laten doen voor een goed doel.” Borstklopperij De klantenkring van Robin Good bestaat vooral uit “moderne, internationaal georiënteerde bedrijven, die vaak hun wortels hebben in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten”, vertelt Schalekamp. “Unilever, grote banken, farmaceuten en advocatenkantoren bijvoorbeeld. Voor hen is social responsibility gesneden koek.”

In tegenstelling tot Amerikaanse bedrijven, schreeuwen Schalekamps klanten niet van de daken dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen, weet hij. “In de VS is de leus: do good and tell about it, maar in Nederland overheerst vaak de angst om zichzelf te veel op de borst te kloppen. Bedrijven zijn bang dat opschepperij omslaat in kritiek van pers en consumenten. Dat mensen denken dat alle aandacht voor het ‘goed doen’ andere, minder goede zaken moet maskeren.”

Toch verandert het wel een beetje, bespeurt Schalekamp. “Consumenten vinden het steeds belangrijker dat ze producten en diensten afnemen van ‘goede bedrijven’. Je ziet dan ook dat steeds meer bedrijven sociale jaarverslagen uitbrengen, waarin ze melding maken van hun maatschappelijke activiteiten.” De directeur merkt ook dat er grotere budgetten beschikbaar komen om uiting te geven aan maatschappelijke betrokkenheid van bedrijven. “Bedrijven nemen er hele afdelingen voor aan. ABN Amro heeft bijvoorbeeld 23 mensen fulltime zitten op duurzaamheid en maatschappelijke betrokkenheid.”

Verschenen in SP!TS op maandag 04 oktober 2004.