toespraak | 02-02-2008 | Arnhem, Minister

Sinds Columbus is de wereld niet ronder geworden maar juist platter.
Dat is de stelling van de Amerikaanse columnist en econoom Thomas Friedman.

Friedman stelt dat er drie globaliseringsgolven geweest zijn.
De eerste golf was de tijd van de ontdekkingsreizen en handelsmissies, de tijd dat de moed en creativiteit, maar zeker ook de spierkracht van landen bepaalde wie waar wat te vertellen had.
Zoals Spanje en Portugal, maar ook Nederland.

De tweede golf werd bepaald door bedrijven, zoals de Engelse South Sea Company en – ik durf het bijna niet te noemen, het is beladen, ik weet het – ‘ onze’ VOC.
Bedrijven die innovatief waren en de wereld rondtrokken wonnen toen het pleit.

Nu zitten we midden in de derde globaliseringsgolf waarin individuen op wereldschaal samenwerken.
Mensen zijn niet langer afhankelijk van bedrijven of overheden om contact te leggen met het buitenland en hun producten of diensten te verkopen.
Nieuwe communicatiemogelijkheden, het goedkoper worden van vervoer van personen en goederen, én natuurlijk de door overheden bewust vrijgemaakte markten hebben, volgens Friedman, de wereld ‘plat’ gemaakt.

Geen van deze golven heeft Nederland ooit natte voeten bezorgd. Integendeel.
We hebben van iedere uitbreiding van onze markt altijd goed weten te profiteren.
Nederland heeft altijd voor een open economie gekozen.
Een groot deel van ons inkomen wordt al bijna sinds de Batavieren verdiend met internationale handel.
Nederlandse bedrijven en instellingen hebben substantiële financiële belangen in de hele wereld.
Nederlandse regeringen hebben zich door de jaren dan ook steeds ingezet voor het bevorderen van vrij verkeer van goederen en kapitaal en personen, vooral in Europees verband maar ook daarbuiten.

Globalisering is dus niet iets nieuws.
Maar veel Nederlanders worden toch wat onrustig van de razendsnelle globalisering van onze economie en maatschappij.
Het idee dat globalisering louter winnaars kent, vindt steeds minder steun.
Duidelijk is dat niet iedereen wint en zeker niet iedereen automatisch.

Maar ze zijn er wel. En veel ook.
De geschiedenis heeft laten zien dat landen met een open economie gemiddeld sneller groeien dan landen met een gesloten economie. Waarom?
Omdat internationale handel zorgt voor nieuwe producten en diensten, nieuwe partners en concurrenten, nieuwe specialisaties en schaalvoordelen.

Een goed voorbeeld is de Europese Unie.
De invoering van de interne markt is een belangrijke stap geweest voor de economische ontwikkeling van de lidstaten van de Europese Unie.
In de afgelopen 50 jaar is de onderlinge handel fors toegenomen en zijn investeringen tussen de lidstaten geïntensiveerd.
Het CPB heeft onlangs berekend dat dankzij de Europese integratie Europeanen – dus wij ook – gemiddeld ongeveer 10% meer verdienen dan zonder integratie het geval zou zijn geweest.

De globalisering heeft ook de opkomst van nieuwe economieën gestimuleerd, zoals China en India.
Daar zijn ook veel mensen beter van geworden.
Voor bijna een miljard mensen in China en India is een einde gekomen aan de vaak extreme armoede waarin zij leefden.
De gemiddelde Chinees heeft zijn inkomen in de afgelopen 20 jaar met bijna 600% zien stijgen.
En wat goed is voor China, blijkt ook goed te zijn voor ons.
De handel met China is volgens – wederom – het CPB goed voor 23.000 banen in Nederland.
Bovendien leiden de goedkope importen tot een jaarlijkse koopkrachtverbetering van 300 euro per gemiddeld Nederlands gezin. En nu de kredietcrisis de groei in de Verenigde Staten aantast, mogen we gelukkig constateren dat de motoren in landen als China en India vooralsnog op vol vermogen blijven draaien.
De afhankelijkheid is inmiddels wederzijds geworden.

Niets dan goeds, zo lijkt het.
Maar toch is het voor een groot deel het oude plaatje: de rijker worden rijker, de armen worden iets minder arm.
Want de nieuwe ‘voorspoed’ van de Chinezen en Indiërs is nog steeds heel relatief.
Op wereldschaal is de balans nog steeds ver te zoeken.
Cijfers van de Wereldbank laten zien dat 20% van de wereldbevolking (die voor een belangrijk deel in de 30 rijkste landen wonen) 85% van alle goederen en diensten consumeert.
Een belangrijk deel van de wereldbevolking, zo’n 2,6 miljard mensen, leeft van ongeveer 2 dollar per dag; 1 miljard mensen zelfs van maar van 1 dollar of minder per dag.

Er valt dus nog een wereld te winnen als het gaat om de verdeling van de welvaart.

Van mij zult u dus geen eenzijdig halleluja verhaal horen over globalisering.
Want ik zei het al: naast winnaars zijn er ook verliezers.

Ook in ons land.
Verliezers zoals de werknemers van Calvé die hun werk naar een lagelonenland zien verdwijnen, de mensen die moeilijk kunnen wennen aan de culturele diversiteit van hun wijk en stad, de mensen die last hebben van de twintig hardwerkende Polen die met z’n allen in twee kamers naast hun wonen.

De Duitsers hebben er natuurlijk weer het mooiste – en langste – woord voor gevonden om deze groepen te duiden: Modernisierungsverlierer. De stelling die ik vandaag verdedig is, dat als we de zorgen en angsten van deze mensen bagatelliseren en in een hallelujah-verhaal over globalisering enkel en alleen oog hebben voor de Modernisierungsgewinner, u en daarmee wij allen uiteindelijk aan het kortste eind zullen trekken.
Omdat de voedingsbodem voor protectionisme, economisch en politiek chauvinisme en anti-bedrijfsleven sentimenten groter zal worden.
En daar zit niemand van ons op te wachten.

Ik maak even een zijstap.
Er wordt veel gezegd en geschreven over de vlucht naar de flanken in de Nederlandse politiek.
Het eerste wat we dan moeten bedenken is dat dit geen louter Nederlandse verschijnsel lijkt te zijn.
In Duitsland, België, Denemarken en Italië zien we vergelijkbare verschijnse len.
Ook in landen met heel andere kiesstelsels als Frankrijk en Engeland zien we de polarisatie terug.
Het doet dus vermoeden dat we voor de verklaring van wat we in de Nederlandse politiek zien, verder moeten kijken dan naar puur Nederlandse factoren.

Ik ben er van overtuigd dat één van de belangrijkste verklarende factoren te vinden is in de gevoelens van de Modernisierungsverlierer die ik net beschreef.
Zijn zij het niet die vooral op de flanken te vinden zijn?
En zou het zo kunnen zijn dat ze dat doen omdat ze – onzeker over de gevolgen van globalisering maar net zo zeer, en het heeft natuurlijk allemaal met elkaar te maken, terrorisme, migratie, Europa – op de flanken van de politiek het meeste houvast vinden in deze onzekere tijden?

Simpele ééndimensionale waarheden?
Alles ligt aan het grootkapitaal.
Of alles ligt aan de islam.
Of alles ligt aan de regenten.
Kiest u maar.
En het bestuurlijk en internationaal georiënteerde midden wordt leeggeplukt omdat daar complexe, gelaagde en genuanceerde antwoorden worden gegeven op de complexe problemen van de moderne tijd.
Maar voor veel mensen bieden die antwoorden niet het houvast waar ze naar zoeken maar vergroten ze alleen maar hun onzekerheid.

Waarom vertel ik u dit allemaal?
Omdat ik een sociaaldemocraat ben die zich realiseert dat ook linkse politiek niet zonder een gezond bedrijfsleven kan.
Dat al het geld dat op enig moment moet worden uitgegeven, eerst verdiend moet worden.
Wij moeten dus de kansen pakken die globalisering hier biedt.
En ik wil er met u aan werken dat daar in de Nederlandse samenleving draagvlak voor is.

Maar dat gaat niet vanzelf.
Als we geen oog hebben voor de onzekerheden die globalisering, of breder nog: modernisering, met zich mee brengt voor heel veel mensen, zal dat draagvlak langzaam maar zeker eroderen.
Zal Nederland zich nog meer naar binnen keren, zal de buitenwereld steeds meer als bedreiging dan als kans worden gezien, zal de verongelijktheid toenemen.

De tweede stelling die ik vandaag dan ook verdedig is dat als we geen oog hebben voor de verliezers van globalisering, het draagvlak voor globalisering zal worden aangetast.
Duurzame globalisering vraagt om een duurzaam draagvlak.

Het IMF maakt een vergelijkbare analyse in de World Economic Outlook 2007 : ‘sustainability of globalization will also depend on maintaining broad support across the population, which could be adversely affected by rising inequality’
En dan heb ik het niet alleen over ongelijkheid tussen landen, maar ook ongelijkheid binnen landen.

Volgens Nobelprijswinnaar en oud Wereldbank topman Joe Stiglitz is ” Groeiende ongelijkheid in de ontwikkelde industrielanden een lang voorspelde, maar zelden van de daken geroepen consequentie van globalisering.”

Diezelfde Stiglitz schreef gelukkig ook een boek – zijn laatste -, met als titel: ‘Making Globalization Work’.
Geen reden voor pessimisme dus maar wel een opdracht tot het zoeken van duurzaam draagvlak

Hoe doen we dat?
Mijn derde stelling is: door eerlijk te delen.
Als we ons realiseren dat globalisering winst en verlies met zich mee brengt, is het draagvlak voor globalisering ermee gediend dat het niet steeds dezelfden zijn die winnen en niet steeds dezelfden die verliezen. Dan wordt het ook mogelijk, zelfs voor linkse mensen.., om onbevangen en offensief voor globalisering te pleiten.
Zoals Tony Blair deed met zijn New Labour dat de leus hanteerde ‘Make Globalisation Work For The Poor’.
En ook hoorde ik hem een keer op briljante wijze pleiten voor meer globalisering: “I want more globalisation. Let’s globalise democracy, let’s globalise the rule of law, let’s globalise human rights”.

Eerlijk delen bij globalisering betekent bijvoorbeeld dat we nu het klimaatprobleem aanpakken.
Omdat we weten dat de toenemende groei in bijvoorbeeld China en India het probleem snel groter en de oplossing snel duurder maakt.
En je daar volgende generaties niet mee op mag schepen.
Al Gore noemde dat ‘doing the right thing’: “If we do the *right* thing, then we’re gonna create a lot of wealth, and we’re gonna create a lot of jobs, because doing the right thing moves us forward.”

Een politiek die doet of de wereld niet verandert en alles bij het oude wil laten, bedondert de burger.
Een politiek die suggereert dat we de buitenwereld buiten kunnen houden, bedondert de burger niet alleen, maar miskent ook nog een keer onze traditie en onze geschiedenis en vergeet waar en hoe we ons geld verdienen.
En een politiek die geen oog heeft voor de zorgen en onzekerheden van mensen verliest draagvlak.

Dit kabinet heeft er voor gekozen om ons niet te laten leiden door de zorgen en onzekerheden van mensen, maar er wél rekening mee te willen houden en er een antwoord op te willen geven.
Dat laten we op tal van terreinen blijken.

Door de grens niet dicht te gooien voor Polen maar wél de opnamecapaciteit van voorzieningen in de grote steden kritisch te volgen en zo nodig te versterken.
Door een modern migratiebeleid in te voeren waarbij de grenzen niet op slot gaan maar wél hard en verplichtend gewezen wordt op de noodzaak voor migranten om zich voor te bereiden en in te burgeren.
Door niet alleen maar te pleiten voor beleidsterreinen waar we meer Europa willen zien maar ook voor terreinen waar we de natiestaat meer ruimte willen geven.
En door strikt de hand te houden aan de criteria voor nieuwe toetreders.

Ik heb het al een paar keer gezegd: een duurzaam draagvlak voor duurzame globalisering is gebaat bij een eerlijke verdeling van de lusten en de lasten.
In die context wil ik graag afsluiten met een paar opmerkingen over een onderwerp dat mij bezig houdt.
En u waarschijnlijk ook.
De topinkomens.

Globalisering gaat gepaard met schaalvergroting in het economisch verkeer, met fusies en overnames en met een enorme toename van activiteiten in de wereld van de financiële dienstverlening. Ook hebben we de laatste jaren een toenemend activisme onder aandeelhouders gezien.
Deze ontwikkelingen versterken elkaar en hebben ertoe bijgedragen dat we langzaam gewend beginnen te raken aan beloningen van miljoenen, tientallen miljoenen, in een enkel geval zelfs honderden miljoenen.

De laatste stelling die ik hier vandaag wil verdedigen is dat ik denk dat dit niet in uw belang is. Excessen in de sfeer van beloning zijn funest voor het draagvlak voor ondernemerschap, handel en economische globalisering.

Daar zijn niet alleen politieke argumenten voor aan te dragen maar ook economische.
Laat ik proberen beide te verduidelijken.

Allereerst, de discussie moet gaan over de excessen. Dan is de hoogte van het bedrag wat mij betreft niet de belangrijkste steen des aanstoots.

In een enkel geval wel,maar wat mensen echt stoort is als de relatie tussen verkregen beloning en geleverde prestatie onduidelijk is.

Of als het er op lijkt dat de beloning hoog is terwijl de prestatie slecht is; zoals bij vertrekregelingen voor falende bestuurders.
Of als het er op lijkt dat de beloning hoog is maar nauwelijks gerelateerd aan de geleverde prestatie; zoals bij stijgende aandelenkoersen rond overnames en fusies.

Of als het beeld ontstaat dat de countervailing powers onvoldoende georganiseerd zijn en het beeld van ‘zelfverrijking’ ontstaat.

Ik heb daar grote moeite mee.
Ten eerste omdat het economisch gewoon een slechte aanwending van middelen is als een beloning niet meer in verhouding staat tot de geleverde prestatie; dat zou ook aandeelhouders een zorg moeten zijn.

Een tweede argument is dat excessieve beloningselementen, vooral als ze gerelateerd zijn aan aandelenkoersen, het stakeholdermodel onder druk zetten.
Het belang van aandeelhouders lijkt te domineren boven de belangen van andere stakeholders, het evenwicht wordt verstoord.
En dat is a fortiori het geval als bij overname- en fusiebeslissingen de schijn van strijdige belangen blijft hangen vanwege de gevolgen die de ene dan wel de andere beslissing heeft voor de beloning van bestuurders.

Een derde argument is dat excessieve beloning aan de top de bereidheid bij vakbonden aantast om akkoord te gaan met loonmatiging.

En een vierde argument is dat excessieve beloning het sentiment voedt dat de duivel het allemaal op een grote hoop doet.
Dat de winnaars steeds weer dezelfden zijn, en de verliezers ook.

Dat laatste argument heeft ook een politiek-filosofische component.
Een te grote ongelijkheid in beloning tast de samenhang in de samenleving aan.
Tast het vermogen van de minderbedeelden aan om zich te identificeren met de beterbedeelden.
Leidt tot verongelijktheid en minder bereidheid om zichzelf te zien als zittend in het zelfde schuitje, baat hebbend bij bedrijvigheid, globalisering, handel en ondernemerschap.

Dit debat, niet met u hoor, maar met de Kamer .., wordt ongetwijfeld een nagel aan mijn doodskist.
En ik begrijp denk ik redelijk hoe moeilijk het is voor ondernemingsbestuurders om er in de praktijk op een redelijke manier mee om te gaan.

Maar doe me een lol, en gebruik één argument niet.
Namelijk: “de markt vraagt het”.
Nee, de markt vraagt niets.
U vraagt het.
Of u biedt het aan.
En u heeft dus een eigen verantwoordelijkheid waarmee u zich niet achter de mar kt mag verschuilen.

Gelukkig zien we in Nederland ondernemers die die verantwoordelijkheid nemen.
Ik prijs Hans Wijers voor hoe hij dat bij AKZO NOBEL probeert te doen. Door beloningen te plafonneren en ze te bevriezen op het moment dat er sprake zou zijn van een overname of geruchten daarover.
Ik prijs Peter Bakker die de beloningen van de top van TNT matigde om draagvlak te houden bij zijn werknemers van wie hij ook een offer vroeg om het bedrijf draaiende te houden.

En laten we niet denken dat we hier met een links stokpaardje in het kleine Nederland bezig zijn.
Niets is minder waar.
In Europa staat het op de agenda en mijn collega’s in landen als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland hebben er ook in toenemende mate mee te maken.
En zelfs in het walhalla van het superkapitalisme, de Verenigde Staten, wordt het een issue.
Onlangs zijn daar de voormalige topmannen van Citigroup en Merill Lynch door een commissie van het Huis van Afgevaardigden ter verantwoording geroepen over de hoogte van hun vertrekpremies.

Ik ben voor grenzeloos ondernemerschap.
Ik wil dat u de kansen krijgt die globalisering Nederland biedt en ik wil dat u ze pakt.
Wij als politici hebben de verantwoordelijkheid om in dat kader te zorgen voor een goed vestigingsklimaat, goed opgeleide mensen, doorstroming op de wegen, veilige buurten, optimale belastingen.
Genoeg te doen dus.

Maar u heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om het draagvlak voor waar u mee bezig bent, te behouden en versterken.
Door oog te houden voor het feit dat globalisering niet slechts winnaars maar ook verliezers kent.
Door de gevaren te onderkennen van hoe het negeren van de zorgen en onzekerheden bij die mensen tot nationalistische en protectionistische reflexen kan leiden.
En door te beseffen dat we dan nog verder van huis zijn.

Dus doe ik hier vandaag vooral een beroep op u om uw verantwoordelijkheid daarvoor te nemen en bijvoorbeeld excessen in beloning te vermijden.
Ze zijn economisch onzinnig, politiek explosief en moreel kwestieus.
Ik heb er helemaal geen trek in om dat bij wet te moeten regelen.
Ik weet ook niet of het zou werken.
Ik heb veel liever dat u zelf uw verantwoordelijkheid neemt zodat ik kan laten zien dat wetgeving ook niet nodig is.

Deze week sprak ik nog met een klein dozijn commissarissen uit de top van het bedrijfsleven over deze materie en ondanks de heftigheid waarmee het gesprek soms gepaard ging, vanwege het gevoelde onbegrip en de ervaren frustratie, was de bereidheid om deze verantwoordelijkheid te nemen er wel.

Transparante beloningscriteria.
Een duidelijke relatie tussen beloning en prestatie.
Plafonds in beloningspakketten.
Geen schijn van belangenverstrengeling bij overnames en fusies.

Het interessante van de Bilderbergconferentie is dat deze altijd gaat over het boeiende snijvlak tussen ondernemerschap en verantwoordelijkheid, bedrijfsleven en ethiek.
Deze discussie speelt zich precies op dát snijvlak af.
Daarom ga ik vandaag juist deze discussie met u aan.
Ik doe dat omdat ik wil dat u nog lang binnen en buiten Nederland blijft ondernemen, vanuit een samenleving die dat waardeert en aanmoedigt.

Daar zal ik mij voor inzetten. Naar ik hoop en verwacht samen met u.

Dank u wel.