De Europese Raad heeft vandaag een akkoord bereikt over de wijziging van de Europese klimaatwet (ECL), met de invoering van een bindende tussentijdse klimaatdoelstelling voor 2040: een vermindering van de netto broeikasgasemissies met 90% ten opzichte van 1990. Deze nieuwe doelstelling is een cruciale stap in de richting van de langetermijndoelstelling van de EU om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken.

De wijziging bevat ook een aantal flexibiliteitspunten en belangrijke elementen voor de doelstelling voor 2040 en voor het klimaatkader na 2030. Deze zullen richtinggevend zijn voor de toekomstige wetgevingsvoorstellen van de Commissie, zodat lidstaten de doelstelling voor 2040 kunnen halen en tegelijkertijd de Europese industrie en burgers tijdens de transitie kunnen ondersteunen.

“Vandaag hebben we een klimaatdoelstelling van 90% voor 2040 aangenomen, met brede steun van de lidstaten. Deze doelstelling is geworteld in de wetenschap en combineert tegelijkertijd ons concurrentievermogen met onze veiligheid. Dit is belangrijk voor de toekomst van Europa – en het laat zien dat we zelfs in uitdagende tijden verenigd kunnen blijven. De doelstelling zet een duidelijke koers uit voor onze beleidsmaatregelen, industrieën en investeringen voor de komende jaren. Met dit in handen zijn we klaar om een ​​sterkere, concurrerender en veiligere EU te bouwen.” – Lars Aagaard, Deens minister van Klimaat, Energie en Nutsbedrijven

De vandaag overeengekomen tekst bevat het standpunt van de Raad voor de komende onderhandelingen (’trialogen’) met het Europees Parlement, die de definitieve tekst van de wetgeving zullen bepalen.

Belangrijkste door de Raad overeengekomen wijzigingen

De Raad heeft de door de Commissie voorgestelde bindende reductie van 90% van de netto broeikasgasemissies tegen 2040 gehandhaafd. De Raad heeft echter enkele aanpassingen doorgevoerd om rekening te houden met zorgen over het concurrentievermogen van de EU, de noodzaak van een rechtvaardige en sociaal evenwichtige transitie, de onzekerheid met betrekking tot natuurlijke verwijderingen en de uiteenlopende nationale omstandigheden in de lidstaten. Deze wijzigingen zijn mede gebaseerd op de strategische richtsnoeren van de EU-leiders in de conclusies van de Europese Raad van 23 oktober 2025.

Flexibiliteitsruimte voor de lidstaten

Het voorstel van de Commissie omvatte drie flexibiliteitsopties, die op passende wijze tot uiting moeten komen in toekomstige wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor het behalen van de doelstelling voor 2040. De Raad heeft deze flexibiliteitsgebieden verder verduidelijkt, waaronder:

  • de mogelijkheid om hoogwaardige internationale koolstofkredieten te gebruiken om een ​​’voldoende bijdrage’ te leveren aan de doelstelling voor 2040, gekwantificeerd als maximaal 5% van de netto-uitstoot van de EU in 1990, vanaf 2036, inclusief een proefperiode voor de periode 2031-2035
  • een rol voor binnenlandse permanente koolstofverwijdering in het kader van het EU-emissiehandelssysteem (ETS) ter compensatie van moeilijk te verminderen resterende emissies
    verhoogde flexibiliteit binnen en tussen sectoren en instrumenten om het behalen van doelstellingen op eenvoudige en kosteneffectieve wijze te ondersteunen, waardoor lidstaten tekortkomingen in één sector kunnen aanpakken zonder de algehele vooruitgang in gevaar te brengen

Elementen voor het kader voor de periode na 2030

De door de Commissie voorgestelde wijziging van de Europese klimaatwet stelt ook een reeks principes en voorwaarden vast waarmee rekening moet worden gehouden bij de ontwikkeling van het beleidskader voor de periode na 2030. Dit moet de lidstaten in staat stellen de doelstelling voor 2040 te behalen en een eerlijke, kosteneffectieve en sociaal evenwichtige transitie te waarborgen die investeringen stimuleert. Hoewel het standpunt van de Raad veel van de elementen uit het voorstel van de Commissie handhaaft, worden deze verder uitgewerkt, onder meer door:

  • meer nadruk te leggen op het versterken van het concurrentievermogen van de economie en industrie van de EU, alsook op vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten;
  • de noodzaak van een rechtvaardige transitie duidelijk te benadrukken en rekening te houden met verschillende nationale omstandigheden;
  • het bevorderen van innovatie en de inzet van veilige, schaalbare technologieën in alle sectoren op een technologisch neutrale manier, waarbij energie-efficiëntie een centraal principe blijft;
  • het versterken van de steun voor energiezekerheid, met de nadruk op oplossingen voor hernieuwbare energie, betaalbaarheid van energie en modernisering van het net om de energievoorziening van de EU veilig te stellen;
  • het ondersteunen van investeringen en innovatie, door middel van zowel publieke als private financiering, en het waarborgen van toegang tot innovatieve technologieën in alle lidstaten;
  • het aanpakken van de realistische bijdrage van koolstofverwijdering aan de totale emissiereducties, waarbij rekening wordt gehouden met de daarmee gepaard gaande onzekerheid;
  • het richten op de bescherming en verbetering van natuurlijke koolstofputten en biodiversiteit op de lange termijn; het aanpakken van de gevolgen van klimaatverandering en natuurlijke verstoringen voor landgebruik en bosbouw;

Het herzien van de doelstelling

Het standpunt van de Raad introduceert ook: een tweejaarlijkse evaluatie om de voortgang naar tussentijdse doelstellingen te volgen op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens, technologische vooruitgang en het wereldwijde concurrentievermogen van de EU.

De lidstaten hebben de evaluatieclausule van de bestaande Europese klimaatwet verder uitgewerkt en versterkt. De evaluatie zal onder andere betrekking hebben op de status van de netto-uitstoot op EU-niveau in relatie tot wat nodig is om de doelstelling voor 2040 te bereiken en de veranderende uitdagingen voor – en kansen om – het wereldwijde concurrentievermogen van de EU-industrie te verbeteren. De evaluatie zal ook rekening houden met de ontwikkeling van de energieprijzen en de impact daarvan op industrieën en huishoudens.

Op basis van de bevindingen van de evaluatie en waar nodig zal de Commissie een herziening van de klimaatwet moeten voorstellen. Dit kan een aanpassing van de doelstelling voor 2040 of andere aanvullende maatregelen omvatten om het stimulerende kader te versterken, met name om het concurrentievermogen, de welvaart en de sociale cohesie van de EU te waarborgen.

Uitstel ETS2

De Raad heeft tevens een bepaling opgenomen om de inwerkingtreding van het EU-emissiehandelssysteem voor gebouwen en wegvervoer (ETS2) met een jaar uit te stellen, van 2027 tot 2028.

Volgende stappen

Het voorzitterschap van de Raad zal onderhandelingen starten met het Europees Parlement zodra dit zijn standpunt heeft vastgesteld, met het oog op overeenstemming over de definitieve tekst van de wijziging.

Bron: Europese Raad