“Een goed idee heeft zijn moment nodig, zeker als een nieuwe ‘brede’ crisis dreigt”, aldus Herman Mulder. Mulder, o.a. voorzitter van SDG Nederland, spreekt zich uit tegen de kortetermijnoplossingen vanuit de overheid en bedrijfsleven en stelt dat deze zich in plaats daarvan beter kunnen focussen op breed welzijn aan de hand van de Sustainable Development Goals.

Gezamenlijke, meervoudige, duurzame waardecreatie op grote schaal geïmplementeerd en gefinancierd door de private sector, gestimuleerd en ondersteund, veel meer dan tot dusverre het geval is, door een ambitieuze overheid met creatief en katalytisch beleid door middel van budgetefficiëntie en outcomes’-effectieve instrumenten. Deze randvoorwaarden zijn essentieel voor ordelijke, inclusieve, vreedzame transities in overeenstemming met de Sustainable Development Goals.

Opnieuw is gebleken dat ons korte termijn aanpassingsvermogen tijdens een crisis redelijk is, zoals bleek uit de snelle ontwikkeling van de covid-19-vaccins, maar ook bij de opvang van miljoenen vluchtelingen uit Oekraïne. Verder beschikken we over een geweldig talent om achteraf de oorzaken van een crisis haarfijn te verklaren, en ook om daarna maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.

Echter, als we de signalen eerder hadden opgemerkt en preventieve actie hadden ondernomen, was de prijs van de te nemen maatregelen veel lager geweest. Onze anticipatief vermogen en actie-bereidheid laten zeer te wensen over. De kosten van ‘geen beleid en actie’ zijn vele malen hoger dan die van preventie.

Druk op de 4 kritische kapitalen

De signalen waar we ons nu zorgen over moeten maken, houden allemaal rechtstreeks verband met de vier kritische kapitalen waarop onze democratische samenleving en gezonde economie zijn gebaseerd: Natuurlijk, Sociaal, Menselijk en Financieel kapitaal. Allen staan onder zware druk en we moeten effectieve actie op schaal (!) ondernemen om een dreigend faillissement te voorkomen. Juist nu met meer crises in het vooruitzicht: ‘van incidentele pijn naar systemisch fijn’.

We doen al wel veel in onze bedrijven, regio’s en buurten op elk van deze kapitalen. Maar vooral binnen onze eigen, comfortabele silo’s. Het grote verhaal ontbreekt en de gezamenlijke actie is te gering. Komt dat wellicht ook omdat we ons vooral defensief richten op ‘do no harm’, ESG, Net Zero, traditionele BNP-groei?

Zou het niet veel meer, sneller en beter gedaan kunnen worden als we positieve impulsen geven om onze wens voor breed welzijn, met gelijke kansen voor iedereen, in een democratische wereld, na te streven? Dus niet schadebeperkend, maar nieuwe kansen creërend? Kunnen we gezamenlijk verder komen, in plaats van individueel snel?

‘Clear & present danger’

Onze samenleving lijdt aan long covid; we zullen worden geconfronteerd met stagflatie, met toenemende ongelijkheden, prioriteit op ‘strategische autonomie’ en stagnerende internationale samenwerking (juist nu dat zo hard nodig is).

Earth Overshoot Day viel dit jaar in ons land op 12 april. We lopen in zowel publieke als private sector op alle 4 kapitalen een enorm herfinancieringsrisico: natuur holt achteruit, sociale cohesie en persoonlijk geluk staan onder zware druk, te veel schuld-financiering.

Met de langjarige monetaire en fiscale stimulansen heeft zich een gigantische misallocatie van financieel kapitaal voltrokken: we hebben de brede, langetermijnrisico’s volledig ‘mispriced’. De groei van passieve strategieën bij grote beleggers (70%, waarvan 25% ETF?) heeft geleid tot een enorm portfolio en zelfs systeem-risico. Een beurscrash (maandag 10 oktober 2022?) zal dramatische financiële, economische en sociale gevolgen hebben.

Marktfactoren zien deze ontwikkeling natuurlijk ook, maar dat leidt tot risico-aversie (waar zijn de groene- en klimaatinvesteringen?) en nog meer in de eigen silo’s (buybacks!), waardoor de transitie-agenda’s met de mond worden beleden, maar niet voldoende op schaal worden geïmplementeerd met de prioriteit en urgentie die nodig is. Kortom: verlamming, defensief en lemmingen-gedrag.

Déjà vu en een wenkend perspectief

In de laatste decennia van de vorige eeuw hebben wij als bedrijven en financiële sector een enorme impuls gegeven aan het opbouwen van de infrastructuur in ontwikkelingslanden. Die daardoor in staat gesteld werden hun eigen economie en hun (export)markten te ontwikkelen.

Drie factoren hebben hierin een rol gespeeld: ondernemingsgeest van het bedrijfsleven, lage financieringskosten (als gevolg van de recycling van de post 1973 petrodollars) en het exportkredietverzekeringsinstrumentarium door onze overheden, waarmee, tegen betaling  van een premie, politieke en valuta-risico’s konden worden afgedekt.

Toen de schuldencrises vanaf de tachtiger jaren uitbrak en pijnlijke schuldherstructureringen nodig waren, werden de triggers van de politieke risicodekking geactiveerd en de schades van het bedrijfsleven vergoed. Interessant is in dit verband, dat de toen uitgekeerde schades uiteindelijk lager waren dan de betaalde premies: risicodekking en premiestelling door de overheid bleken adequaat.

Kortom, het systeem functioneerde voor iedereen naar behoren. En, belangrijk: de business case in die jaren werd door dit ‘additionele’, katalytische instrumentarium van de overheid versterkt. De huidige situatie is in veel opzichten vergelijkbaar, met dien verstande dat we nu geconfronteerd worden met de sluipende insolventie, de transitie-noodzaak en daarbij behorende kansen in ons eigen huis en buurt.

Positieve impact financiering

Kunnen we dat succes-verhaal herhalen? Kunnen we de transitieagenda’s versnellen en vooral opschalen? Door op korte termijn een nieuw additioneel, katalytisch instrumentarium te creëren? Nu niet een verzekerings-/garantie-instrument voor afbreuk-risico’s.

Maar juist een voor het behalen van maatschappelijk gewenste uitkomst: als door (met name lange termijn) investeringen de vooraf gedefinieerde maatschappelijke uitkomsten gehaald worden, maar het rendement op het financiële kapitaal van uit bedrijfsleven onvoldoende is, keert de overheid het verschil uit.

Allerlei vormen, die op kleine schaal hier (en ook in andere landen) worden toegepast zijn denkbaar: partiële risicogarantie, payment for performance, outcome funds, etc. zijn denkbaar. Wat deze instrumenten delen is de centrale focus op ‘risk- en benefit sharing’ tussen de diverse belanghebbenden, de ‘baathebbers’, niet de funding.

De gewenste opschaling en versnelling die het genoemde nieuwe instrumentarium moet stimuleren, biedt kansen voor institutionele beleggers om een grote bijdrage -ook in het kader van hun eigen fiduciaire plicht- te leveren aan het creëren van een ambitieus klimaat en de effectieve infrastructuur voor lange termijn, breed welzijn. Dus van passieve beleggingsstrategieën, naar directe investeringen in maatschappelijke projecten in de core van institutionele fondsen, gericht op de reële economie.

Bliksem in de polder

Scheidsrechters winnen geen wedstrijd, de veldspelers met hun coach doen dat wel. Het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties moeten vooral het werk doen, maar daartoe in staat gesteld dooreen intelligent sturende overheid.

Of het nu gaat om integrale  gebiedsgerichte aanpak, het creëren van ecosysteemdiensten, aanpakken van circulariteit en nijpende grondstoffenschaarste/niet-beschikbaarheid, effectueren van de waterstof-infrastructuur, werkgelegenheid-programma’s etc., etc… Alle kunnen worden aangepakt met creatieve financieringsvormen gebaseerd op basis van gedifferentieerde risico-allocatie, gestructureerd door banken, met verantwoorde, lange termijn  directe investeringen door investeringsfondsen.

Een gezamenlijke privaat-publieke taskforce voor een blauwdruk en routekaart is hoognodig!

Herman Mulder, co-founder en voorzitter van SDG Nederland, en co-founder en voorzitter van True Price en de Impact Economy Foundation.

Deze column verscheen eerder bij de Financial Investigator en op de website van SDG Nederland.