Werkgevers moeten hun werknemers veel meer vrijheid geven in de keuze van het vervoer voor het woon-werkverkeer. Alleen door iedere dag een gedegen afweging te maken in de keuze voor (deel)auto, openbaar vervoer of fiets, is het mogelijk het woon-werverkeer in de toekomst volledig duurzaam te maken. “Wie ergens komt te werken krijgt vaak de keuze tussen een leaseauto en een openbaar vervoer abonnement”, zegt Bernd Hendriksen, partner bij KPMG Sustainability. Hendriksen: “Werknemers die voor de leaseauto kiezen, nemen vervolgens nooit meer de trein. Terwijl we eigenlijk iedere dag een weloverwogen keuze zouden moeten maken. Maar de drempel is wel heel hoog als je een ‘gratis’ vervoermiddel, zoals een leaseauto, voor de deur hebt staan. Mobiliteit is dan ook een onderwerp waarover organisaties veel beter moeten nadenken. Van belang is ook om het medewerkers gemakkelijk te maken door bijvoorbeeld een algemene mobiliteitspas te geven die je voor ieder type vervoer kunt gebruiken. Want de verschillen in de maatschappelijke lasten die het woon-werkverkeer veroorzaakt zijn groot.”

Grote verschillen in maatschappelijke lasten

KPMG heeft op basis van de door haar ontwikkelde True Value-methodiek berekend wat de maatschappelijke kosten zijn van de diverse vormen van woon-werkverkeer. Hendriksen: “Daarbij hebben wij een werknemer als uitgangspunt genomen die in Driebergen woont en in Amsterdam werkt, een afstand van ruim 50 kilometer. We zijn uitgegaan van mogelijk vervoer met een benzineauto, een elektrische auto waarbij wel en niet samen gereisd wordt en de trein. Wij constateren dat woon-werkverkeer – traject Driebergen-Amsterdam-Driebergen – met een auto die op fossiele brandstof rijdt de maatschappij dagelijks zo’n € 15 kost. Dit is het totaal van alle kosten die het gebruik van de auto met zich meebrengt, zoals de CO2-uitstoot, het fossiele energieverbruik, het grondstofgebruik, de lokale luchtvervuiling en de geluidsoverlast die veroorzaakt wordt. Als we kijken naar een situatie waarbij de werknemer gebruik maakt van een elektrische auto, zien we dat de maatschappelijke kosten dalen naar zo’n € 10. De impact kan nog verder worden verminderd wanneer de batterijen waarop de auto rijdt worden gerecycled. Wanneer de werknemer erin slaagt iemand te vinden die met hem meerijdt en dus zelf de auto laat staan, bedragen de maatschappelijke kosten nog maar € 5. En met de huidige technologische voorzieningen wordt het steeds gemakkelijker om een medepassagier te vinden. Als we kijken naar het gebruik van de trein, dan zien we dat de impact op het milieu zo’n 40 maal kleiner is dan van de benzineauto. De trein is bovendien veiliger dan de auto. Dit resulteert erin dat de maatschappelijke kosten van het vervoer per trein slechts € 0,25 bedragen.”

Mobiliteitsbeleid herijken

De grote verschillen in de maatschappelijke lasten maken volgens Hendriksen duidelijk hoe groot de noodzaak is om serieuzer te kijken naar de manier waarop wij ons verplaatsen. Hendriksen: “We staan niet dagelijks stil bij de waarde en impact van mobiliteit en de energie die daarvoor nodig is. Onze berekeningen laten zien dat de maatschappelijke lasten aanzienlijk omlaag kunnen en dat duurzaam woon-werkverkeer mogelijk is. Hiervoor is het van belang dat het comfort van alternatieve vervoermiddelen groter wordt en dat van het gebruik van bijvoorbeeld de fiets en de trein een veel grotere beleving wordt gemaakt. Bovendien is het is de hoogste tijd dat werkgevers hun mobiliteitsbeleid herijken en inspelen op de veranderende behoeftes van werknemers en de noodzaak tot verduurzaming serieuzer nemen. Dit betekent een sterkere focus op flexibiliteit, deelconcepten en duidelijke prikkels voor het kiezen van duurzaam vervoer. Overigens zijn de inzichten die we hebben gekregen ook voor KPMG zelf aanleiding het mobiliteitsbeleid kritisch te bekijken. Ook wij kunnen onze impact op de maatschappij terugbrengen en het reizen van onze professionals efficiënter én plezieriger maken.”