We leven in een wegwerpmaatschappij. Grondstoffen worden omgezet in goederen die na gebruik massaal worden weggegooid. Dit lineaire economische systeem legt een enorme druk op het milieu en het klimaat, met verontrustende gevolgen. Met ruim twee miljard ton afval per jaar verandert onze planeet langzaam maar zeker in een vuilnisbelt, terwijl de plasticsoep in de oceanen alarmerende proporties aanneemt, het klimaat lijdt onder de toenemende uitstoot van CO2 en methaangas, en de biodiversiteit gestaag afneemt door vervuiling en stikstof in de bodem en het grondwater. Bovendien dreigen belangrijke grondstoffen op te raken.

Het bewustzijn groeit dat het anders moet. Een overgang naar een circulaire economie wordt steeds onvermijdelijker. Nederland wil in 2030 voor 50% circulair zijn en in 2050 helemaal. ‘Veel bedrijven willen wel anders. Graag zelfs. Maar hoe realiseren we dat? Dat onderzoeken we.’ vertelt dr. Frans J. Sijtsma. Hij is economisch geograaf en directeur van de Rudolf Agricola School for Sustainable Development van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Met een team van dertien experts van de RUG doet hij onderzoek naar de status van circulariteit vanuit het bedrijfsperspectief (zie kader).

Hoe kwam dit onderzoek tot stand?

De RUG is een van de partners in Noord-Nederland Verdient Circulair. Dit is een consortium dat met geld van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) is opgezet om de overgang naar een circulaire economie in Noord-Nederland te versnellen. De deelnemende partijen willen het innovatie-ecosysteem verbeteren, kennis stimuleren en bedrijven ondersteunen bij de implementatie van circulaire business- en verdienmodellen. Binnenkort brengt de RUG een eerste rapport uit met aanbevelingen. Voor mij als directeur van Agricola is een belangrijke winst ook dat deze groep experts bij elkaar blijft als onderdeel van een brede interdisciplinaire onderzoeksgroep binnen de Rudolf Agricola School. Het is dus niet iets eenmaligs, we blijven de komende jaren onderzoek doen in samenwerking met noordelijke partners.

Wat gaat er niet goed?

Laat ik beginnen met de basishouding. Die is prima. Veel bedrijven willen wel. Dat is een erg belangrijke constatering. We hebben contact gehad met zo’n vierhonderd bedrijven. Daarbij valt op dat er een positieve grondhouding is. Aan de ene kant is er de realisatie dat het huidige systeem niet houdbaar is, en aan de andere kant weet men dat er op allerlei niveaus regelgeving aankomt, regionaal, landelijk en Europees. Tegelijkertijd constateren we dat het nog niet zo gemakkelijk is. Wij kijken in ons onderzoek daarom naar het organisatorische ecosysteem. Tot nu toe is dat erg gericht op het helpen van individuele bedrijven; ‘Kom op joh, word circulair!’ Als RUG vinden we dat we naar het hele economische systeem moeten kijken. Bedrijven geven aan waar ons systeem drempels en hindernissen heeft om circulair te worden. We doen aanbevelingen hoe je die kan opruimen. Om een voorbeeld te geven: staal kan je prima hergebruiken, maar als je dat wilt doen loop je tegen het probleem aan van certificering. Dat lukt vaak niet. En zo’n certificaat heeft een klant echt nodig, om op zijn beurt klanten weer te kunnen garanderen dat ze kwaliteit kopen. Daar moet dus iets op bedacht worden, anders wordt het niks met hergebruik. En zo zijn er talloze drempels voor bedrijven.

Hoe kan je die drempels aanpakken?

Daarvoor doen we aanbevelingen. Het begint met luisteren. Neem bijvoorbeeld de kartonfabrikant. Die zegt: ‘Ik maak een product dat prima te recyclen is, maar ik weet niet of klanten dat ook doen.’ Of de aannemer in de infrastructuur die zegt: ‘Ik heb veel recyclebare producten, maar de klanten mogen dat niet doen, of zijn niet bereid de extra kosten te betalen.’ Zo hebben we veel concrete voorbeelden verzameld waarmee je aan de slag kan. We constateren vijf barrières. Er blijken bijvoorbeeld geen circulaire alternatieven te zijn. Die moeten nog worden ontwikkeld, wat vaak jaren duurt. Of er zijn circulaire alternatieven, maar die zijn te duur. Soms is er gebrek aan kennis, bedrijven weten niet dat alternatieven al bestaan. Kwaliteit en demonteerbaarheid van materialen worden ook genoemd als obstakels voor de overgang naar circulariteit omdat gebruikte en gerecyclede materialen niet altijd voldoen aan de heersende kwaliteitseisen. En dan heb je nog de wet- en regelgeving. Onduidelijke en ontbrekende regelgeving vanuit de overheid wordt genoemd als een struikelblok. Bedrijven hebben behoefte aan duidelijkheid en coördinatie in regelgeving, maar er zijn verschillende meningen over de rol van stimuleren versus verbieden.

Er kan dus nogal wat gebeuren om de circulaire economie te bevorderen?

Ja, zeker. We stellen daarom voor om een onafhankelijke groep op te richten voor het noorden die dit soort voorbeelden blijft verzamelen, en blijft ‘luisteren’ naar bedrijven om vervolgens barrières voor circulariteit te doorbreken. We noemen dat Quintuple Helix Circulaire Economie Groepen (QCE-groepen), omdat er vijf typen organisaties bij betrokken zijn: overheid, kennisinstellingen, industrie, maatschappij en natuur- en milieuorganisaties. De groepen richten zich op het wegnemen van barrières. QCE-groepen vormen een noodzakelijke aanvulling op het bestaande ecosysteem van organisaties. De QCE-groepen kunnen bijdragen aan het slechten van belemmeringen voor de circulaire economie. Ze kunnen de vraag vergroten naar circulaire materialen, producten en diensten. Ze kunnen financiële prikkels ontwikkelen om circulariteit te bevorderen en een rol spelen in het afstemmen van regelgeving en kaders op de circulaire economie. Het gaat ook om: welke middelen zetten we waar in, in Noord-Nederland? Je kunt dan denken aan dingen als een stimuleringsfonds, eventueel heffingen, de overheid die zelf optreedt als launching klant om een initiatief een bepaalde gegarandeerde afzet te bezorgen. Soms zul je ketens moeten maken, soms juist breken. Het doel is om een sneller lerend en faciliterend ecosysteem voor de circulaire economie te creëren in Noord-Nederland.

Is dat allemaal niet wat te ambitieus voor Noord-Nederland?

Ambitieus? We zijn in Noord-Nederland top of the bill! We hebben bedrijven van topkwaliteit! We hebben een uitstekend kennissysteem en intelligente NGO’s. Als wij het niet kunnen, wie moet het dan kunnen? Je kan natuurlijk niet alles alleen doen als Noord-Nederland, maar je hebt hier wel een enorme kracht om zaken te regelen: regionaal, maar ook nationaal en internationaal. En je moet wel slim kiezen: welke zaken pakken we als regio aan? Maar om reëel te blijven: we weten dat niet alles circulair te maken is. Daarom stellen we voor om ook te zorgen voor een nieuw compensatiemechaniek voor als het echt niet kan. De uitwerking daarvan vraagt nog om nader onderzoek.

Deelnemers onderzoek

Aan het onderzoek ‘Sneller naar een circulaire economie. Luisteren naar de ervaringen van pionier- en sleutelbedrijven om gezamenlijk de weg vrij te maken voor een versnelde circulaire systeemtransitie’ werkten mee: dr. Frans Sijtsma (FRW), Oscar Kamminga MSc (FRW), dr. Thijs Broekhuizen (FEB), dr. ir. Niels Faber (CF), prof. dr. ir. David Langley (FEB) dr. ir. Sanderine Nonhebel (FSE), Julia Koch MSc (PBL/GMW), Reint van Klinken MSc (FRW/FSE) en dr. Ellen van der Werff (GMW). Aan de pilotstudie over compensatie werkten mee Dr. Frans Sijtsma (FRW), Reint van Klinken MSc (FRW/FSE), dr. ir. Sanderine Nonhebel (FSE), prof. Dr. Bart Los (FEB), René Benders (FSE) & prof dr Klaus Hubacek (FSE).

Dit artikel is eerder geplaatst op de website van RUG

Auteur: Marco in ’t Veldt. Foto: Reyer Boxem