De normcommissie MVO (deze normcommissie verzorgt en bepaalt de Nederlandse inbreng en strategie bij de internationale normalisatie op het gebied van Social Responsibility) wil meer duidelijkheid geven over externe beoordeling van de zelfverklaring ISO 26000.

Stakeholderdialoog als vorm van externe beoordeling

De dialoog met stakeholders is een belangrijk uitgangspunt van ISO 26000. Volgens de normcommissie zal juist in gesprekken met stakeholders blijken hoe de MVO-inspanningen en prestaties van een organisatie worden gewaardeerd. De normcommissie adviseert organisaties daarom stakeholders te betrekken bij de beoordeling van de zelfverklaring. Een bijkomend voordeel is dat hierdoor de nadruk meer ligt op de inhoud van de zelfverklaring dan het proces van de totstandkoming van de zelfverklaring.

Certificering als vorm van externe beoordeling van de zelfverklaring is niet gepast

Certificatie is een beoordeling van een document, product of dienst of het voldoet aan de vooraf bekende gestelde eisen. Een voorbeeld hiervan is het ISO 14001 certificaat voor een milieumanagementsysteem. ISO 26000 en NPR 9026 (Zelfverklaring ISO 26000) zijn ondersteunende richtlijnen en bevatten géén eisen. Daarom kan er niet tegen worden gecertificeerd. In het Communicatie Protocol is hierover een nadere toelichting gegeven.

Externe beoordeling van de zelfverklaring volgens bestaande geaccepteerde richtlijnen

Een Zelfverklaring ISO 26000 (opgesteld volgens NPR 9026) is een vorm van schriftelijke verantwoording over MVO, te vergelijken met een duurzaamheidsverslag. Zowel een zelfverklaring (inclusief de onderbouwing) als een duurzaamheidsverslag zijn rapportages en dus een communicatiemiddel van een organisatie over MVO richting haar stakeholders.

Mocht een organisatie behoefte hebben aan verificatie of externe beoordeling van de zelfverklaring met betrekking tot ISO 26000, dan adviseert de normcommissie MVO om gebruik te maken van bestaande en geaccepteerde richtlijnen voor de verificatie van duurzaamheidsverslagen, zoals de richtlijnen van de NIVRA (3410N) en AA1000. Voor een verdere toelichting op verificatie kan verwezen worden naar de richtlijnen van GRI (Global Reporting Initiative).

De normcommissie merkt op dat verificatiestatements niet per definitie de geloofwaardigheid verhogen. Voor verificatie bestaan verschillende methodes die verschillende niveaus van zekerheid geven. Hoewel verificatie de mate van zekerheid van de uitspraken in de zelfverklaring kan onderbouwen, wordt daarmee nog geen waardeoordeel gegeven over het maatschappelijke beleid en/of de prestaties van de organisatie.