Het provinciale fonds voor investeringen in duurzame economische projecten, wordt momenteel onvoldoende benut. Een bredere groep ondernemers die in de startfase van hun project zitten zouden in de toekomst ook door het fonds moeten worden ondersteund. Het voorstel, dat op initiatief van D66 samen met VVD, CDA, PvdA, GroenLinks, Partij voor de Dieren en ChristenUnie-SGP werd ingediend, is tijdens de Statenvergadering van 23 mei door een ruime meerderheid gesteund.

Een evaluatie van het zogenoemde Participatiefonds Duurzame Economie maakt duidelijk dat slechts 2 van de 250 aanvragen van ondernemers zijn goedgekeurd, sinds de instelling van het fonds in 2014. Suzanne Klaassen, Statenlid voor D66 Noord-Holland en woordvoerder Energie: ‘Het bereik van het fonds is te klein. Soortgelijke fondsen honoreren ongeveer 10% van de aanvragen van ondernemers. D66 vindt dat het fonds een bredere groep ondernemers moet aanspreken. Nu zijn er geen mogelijkheden om ondernemers te ondersteunen die in de startfase van hun businesscase zitten. En dat terwijl er wel vraag is naar die ondersteuning in de vroege ontwikkelfase en deze buiten het fonds zeer beperkt wordt geboden.’

De gesteunde voorstel van D66 draagt op om de inzet van het geld van het fonds te verbreden. Dat betekent dat Gedeputeerde Staten zal onderzoeken hoe ondernemers met projecten die nog niet klaar zijn om te markt te bestormen, in hun aanloopfase beter kunnen worden ondersteund. Op die manier maken slimme duurzame innovaties meer kans in Noord-Holland te worden gerealiseerd en gaat de provincie aan de slag met het investeren van het gereserveerde geld.

In essentie is het fonds in 2014 gestart om projecten te ondersteunen die zorgen voor minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, betaalbare energie voor burgers en bedrijven en meer werkgelegenheid in de duurzame sector. Vanuit die doelen wil de provincie investeren in sectoren als: windenergie op zee, biomassavergassing, duurzame woningbouw bouwen en zonne-energie. Het participatiefonds is revolverend van aard. Dat houdt in dat de mede-investering die de provincie in een project doet, uiteindelijk aan de provincie wordt terugbetaald zodra het project economisch rendabel is.