De wereldkatoenproductie, die in meer dan honderd landen veelal in monoculturen plaatsvindt, heeft een jaarlijkse opbrengst van circa 26 miljoen ton op 31 miljoen hectare. China is met 24 procent van de wereldproductie de grootste producent, gevolgd door de Verenigde Staten met negentien en India met zestien procent. De katoenteelt neemt circa 2,4 procent van het beschikbare landbouwareaal in beslag. Meer dan tachtig procent van de katoenteelt vindt plaats in gangbare landbouw met veel bestrijdingsmiddelen; een vijfde deel in geïntegreerde landbouw met zo min mogelijk chemische middelen en slechts 0,04 procent (12.400 hectare) in biologische teelt.

Waterverbruik
De katoenteelt vergt veel water, evenals de verwerking van de ruwe katoen. De productie van een kilogram katoenlint vergt meer dan tien kuub water. Daardoor is op ruim de helft van het teeltareaal irrigatie nodig, met in veel gevallen een rendement van slechts veertig procent heeft. Het merendeel van het water wordt dus niet benut voor de teelt, maar bevordert wel verzilting van de grond, waar inmiddels eenderde van het geïrrigeerde landbouwareaal onder lijdt. Katoen heeft hier een betrekkelijk groot aandeel in, omdat de teelt vaak plaatsvindt in gebieden die gevoelig zijn voor verzilting. Van de inmiddels honderd miljoen hectare landbouwgrond die vanwege verzilting braak ligt, is een groot deel veroorzaakt door niet-duurzame katoenteelt.

Insecticiden
Ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, vooral tegen insectenvraat, is hoog. Een kwart van het wereldverbruik aan insecticiden, wordt ingezet tegen plaaginsecten. Vaak worden de als ‘hoogriskant’ geclassificeerde gewasbeschermingsmiddelen (bijv. parathion) op gevaarlijke wijze toegepast, bijvoorbeeld zonder beschermende maatregelen voor de boer die met de handsproeier het veld rondgaat. Ook illegale middelen vinden nog steeds toepassing. Het intensieve gebruik van weinig selectieve gewasbeschermingsmiddelen en de teelt van katoen in monoculturen werken bovendien negatief door op de soortenrijkdom van bijvoorbeeld vogels van het gebied.

De onderzoekers bevelen daarom aan een certificering van het landbouwsysteem op basis van duurzaamheid in het leven te roepen en een label voor producten te ontwikkelen. Katoencertificering dient daarbij verder te gaan dan de teelt; ook sociale rechtvaardigheid in de keten dient te worden meegewogen. Biologische katoenproductie is momenteel de meest gewenste productievorm, hoewel watergebruik en arbeidsomstandigheden extra aandacht nodig hebben. Ook zijn er onzekerheden over hoe de biologische teelt zich ontwikkelt als de vraag sterk toeneemt. In gebieden waar veel gangbare teelt wordt bedreven is wellicht omschakeling naar biologische teelt niet mogelijk. Hier dient dan ook gewerkt te worden aan vermindering van de milieubelasting door gangbare katoenteelt, bijv. door scholing, regelgeving en controle.

Omdat er verbazingwekkend weinig bekend is over de milieueffecten van de verschillende katoenteeltsystemen – in zowel ontwikkelde landen, zoals de VS, als ontwikkelingslanden – is veldwerk hiervoor dringend gewenst. Die systemen kunnen in kaart worden gebracht met registratie van waterverbruik, giftigheid voor mens en milieu, verzuring en eutrofiëring van het milieu, erosie, verzilting, landgebruik en biodiversiteit – en door te vergelijken met de productie van andersoortige vezels zoals polyester, viscose, linnen en hennep.