Voor beursgenoteerde bedrijven geldt hetzelfde: ‘Trainingen in het kader van carrièreontwikkeling verhogen waarschijnlijk de waarde van een individuele medewerker, maar niet noodzakelijkerwijs de waarde van het bedrijf’.

Dat staat te lezen in het Human Capital Index onderzoek 2002 van Watson Wyatt. Deze meetlat is gebaseerd op een reeks gegevens waarin bedrijven zelf hun personeelsbeleid hebben beschreven op punten als werving en selectie, coaching, opleiding en beloning, en mate van hiërarchie bij het management. De resultaten hiervan zijn vervolgens afgezet tegen financiële factoren zoals marktwaarde, ‘return on investment’ en Tobin’s Q. Deze laatste factor geeft aan in welke mate een onderneming in staat is om een hogere marktwaarde te realiseren dan de totale waarde van materiële activa zoals gebouwen, machines en computers. Tobin’s Q geeft daarmee een indicatie van de economische waarde van het intellectuele kapitaal van een onderneming (zoals octrooien, patenten en kennis van medewerkers). Uit de vergelijking van personeelsbeleid enerzijds en financiële factoren anderzijds komt een score voort: de Human Capital Index (HCI ).

Bedrijven met een hoge HCI genereren meer rendement. Vorig jaar kwam uit het onderzoek naar voren dat aandeelhouders er 26% op vooruitgaan als hun bedrijf op een goede manier met het personeel omgaat. Dit jaar doen de onderzoekers er een flinke schep bovenop: een excellent Human Resources-beleid verhoogt het rendement op aandelen zelfs met 90%. Maar het predikaat excellent vergt wel dat er om te beginnen drastisch wordt geschrapt in het aantal trainingen en cursussen.

‘Het heeft ons verbaasd’, geeft Herman Gehem van Watson Wyatt toe, ‘maar uit het onderzoek blijkt dat bedrijven die het gebruik van trainingen in het kader van carrièreontwikkeling beperken 5,2% meer aandeelhoudersrendement genereren.’ Gehem: ‘Er is op dit moment zoveel kwaliteit op de markt beschikbaar, dat je het beter kunt kopen dan zelf opleiden.’

Een andere financiële nachtmerrie voor aandeelhouders is een ‘excessief paternalisme in de arbeidsverhoudingen’. Gehem legt het uit: ‘Er zijn nog steeds organisaties waar, ongeacht de economische omstandigheden, het ontslaan van personeel wordt vermeden.’

Gehem: ‘Werknemers worden te lang in het nest gehouden. Ze worden overmatig beschermd. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenvrijheid, maar ook bij ontslag. Op die manier neem je de prikkels voor het individu weg. We pleiten voor een grotere vrijheid in een risicovollere omgeving. Uiteindelijk is dat goed voor de werknemer, want die houdt het in elke volgende baan makkelijker vol. En de aandeelhouder wordt er ook beter van.’

Rob de Lange