Vragen van het lid Koenders (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken over maatschappelijk
ondernemen in Soedan en corruptie van Nederlandse bedrijven in Indonesië.(Ingezonden 20 juni 2002)
1
Bent u op de hoogte van de kritiek die negen Nederlandse ontwikkelings- en vredesorganisaties hebben geuit op de medeplichtigheid van de Nederlandse oliemaatschappij Talisman (Greater Nile) BV, bij de schendingen van mensenrechten in Soedan?
2
Hoe beoordeelt u deze kritiek, mede in het kader van het feit dat de Nederlandse overheid indirect profiteert van de belastingafdrachten van dit bedrijf?
3
Kunt u aangeven of er sinds juli 2001 contact is geweest tussen Talisman en vertegenwoordigers van de
regering, naar aanleiding van eerdere Kamervragen die over dit onderwerp zijn gesteld?
4
Legt Talisman BV in jaarverslagen rekenschap af over de maatschappelijke gevolgen van haar ondernemersactiviteiten? Zo ja, wordt daarin gewag gemaakt van de genoemde bekritiseerde activiteiten?
5
Wat is de huidige stand van zaken bij de dialoog van de EU met Soedan en welke inspanningen levert Nederland op EU- en internationaal niveau om de olieproblematiek in Soedan op de agenda te houden en naar oplossingen te leiden?
6
Bent u er ook van op de hoogte dat veel Nederlandse bedrijven, al dan niet vrijwillig, meewerken aan het instandhouden van corruptie in Indonesië?
7
Krijgen de betreffende bedrijven exportkredietverzekeringen of andere ondersteunende maatregelen van
overheidswege, waaronder fondsen van ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, bent u dan van mening dat dit
verstrekt is overeenkomstig de normen en waarden van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Kunt u uw antwoord uitvoerig toelichten?
8
Bent u van mening dat de betreffende bedrijven handelen overeenkomstig de OESO- richtlijnen voor multinationale ondernemingen?6 Zo neen, welke actie onderneemt u?
9
Welke preventieve maatregelen past de Nederlandse regering toe (naast het opstellen van internationale
richtlijnen) ter voorkoming van corruptie bij de besteding van Nederlandse en internationale
hulpgelden en welke sancties en maatregelen neemt regering, al dan niet in internationaal verband, als er
daadwerkelijk bewijzen zijn van corruptie?
10
Wat betekent het feit dat onder de Nederlandse wetgeving bovengenoemde vormen van corruptie strafbaar zijn, en welke juridische maatregelen zijn of worden ter zake genomen?

Economische Zaken. (Ontvangen 4 september 2002)
1
Ja.
2
De kritiek van de organisaties wordt serieus genomen, waarbij evenwel dient te worden aangetekend dat
Talisman in het betreffende gebied veel in gemeenschapsontwikkeling investeert (zoals
drinkwatervoorziening, gezondheidszorg) en niet verzuimt druk op de Soedanese autoriteiten uit
te oefenen om schendingen van mensenrechten in het gebied te voorkomen.
3
De Tijdelijke Zaakgelastigde te Khartoum onderhoudt regelmatig contact met Talisman.
4
Ja. Het maatschappelijk jaarverslag 2001 van Talisman Energy is op internet te vinden:
http://www.talisman-energy.com/ pdfs/csr2001 report.pdf. Een gehele sectie is gewijd aan de activiteiten in Soedan (blz. 13-35). Bovendien geeft Talisman jaarlijks een geheel aan Soedan gewijd Ã??Corporate Social Responsibility ReportÃ?? uit.
5
De olieproblematiek in Soedan is onderdeel van de bredere problematiek van de burgeroorlog in
het land; oplossing van de olieproblematiek is juist daarom sterk afhankelijk van beëindiging van de
burgeroorlog. Nederland zet zich op vier niveaus in om aan oplossing van het conflict bij te dragen:
– Door middel van een financiële bijdrage (een miljoen Euro in 2002) aan de uitvoering van de Nuba
Mountains Wapenstilstand-Overeenkomst tussen regering en rebellen, alsmede de inzet van twee monitors in het gebied;
– Door middel van een bijdrage in 2002 van 400.000 Euro aan het vredessecretariaat van de Inter-Governmental Authority for Development (IGAD) specifiek bestemd voor ondersteuning van de Keniaanse IGAD-bemiddelaar in het Soedanese conflict, generaal Lazarus Sumbeiywo;
– Door middel van een actieve rol in de EU-positiebepaling ten opzichte van en kritische dialoog met de Soedanese autoriteiten. Hierin komt ook nadrukkelijk de olieproblematiek aan de orde;
– Door middel van deelname, als lid, in het International Partners Forum (IPF) dat tot taak heeft de IGAD-landen bij de uitvoering van de IGAD-agenda te ondersteunen, in het bijzonder wat betreft de bemiddeling
in de conflicten in Soedan en Somalië.
Inmiddels is bekend geworden dat de Soedanese regering en de voornaamste rebellenbeweging SPLM op 20 juli een basisakkoord gesloten hebben. Hierbij is overeenstemming bereikt over de scheiding tussen godsdienst en staat en beperkte autonomie (met op termijn zelfbeschikking) voor het zuiden. In augustus wordt verder gesproken over andere cruciale punten, zoals ook de verdeling van de inkomsten uit de oliewinning.
6
De stand van zaken met betrekking tot corruptie in Indonesië wordt nauwlettend gevolgd. Nederlandse bedrijven geven daarbij aan veel last te hebben van corrupte Indonesische praktijken. Zij steunen het
internationale beleid om corruptie uit te bannen. Het onderwerp staat eveneens hoog op de agenda van
bilaterale en multilaterale donoren, zoals laatstelijk tijdens de interim Consultative Group in Jakarta op
12 juni jl.
7
Van het Nederlands financieel buitenlandinstrumentarium is het merendeel open voor transacties op Indonesië. Dit is overigens niet het geval voor Soedan. Transacties die vanuit overheidswege worden
ondersteund zijn nu onderwerp van toetsing op MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen)-criteria.
Verwezen wordt naar de aan de Tweede Kamer gerichte Instrumentenbrief van 4 mei 2001 , 26 485 nr. 15 en de brief van 14 december 2 over de uitwerking daarvan. Wat de reguliere exportkredietverzekeringen betreft
zijn specifieke MVO-criteria dit jaar in de polisvoorwaarden verwerkt. In het verleden zijn ten behoeve van
Nederlandse exporteurs exportkredietverzekeringspolissen afgegeven ter afdekking van de
betalingsrisico’s op Indonesië. Van de in de gerefereerde krantenartikelen genoemde exporteurs betreft dat één bedrijf. Daarnaast zijn banken als financier betrokken bij een reeks van transacties en hebben in die
hoedanigheid kredietverzekeringspolissen ontvangen. Deze afzonderlijke polissen zijn afgegeven voordat de
zojuist genoemde specifieke MVO criteria als zodanig van toepassing waren.
Wat de Exportkredietverzekering betreft is in dit kader eveneens vermeldenswaardig dat voor nieuwe
zaken per 1 juli 2002, zoals per brief 3 aan de Tweede Kamer gemeld, per individuele door de Staat in
herverzekering geaccepteerde exporttransactie of investering standaard een aantal gegevens ex
post, dat wil zeggen na afgifte van de polis, zal worden gepubliceerd. Degene die concrete informatie over
omkoping heeft, kan hierop dan actie ondernemen.
8
Bedrijven die van omkoping gebruik maken in Indonesië handelen mogelijk in strijd met de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Als bedrijven, werknemersorganisaties of andere betrokkenen een vraag hebben over de juiste toepassing van de richtlijnen in een specifiek geval dan kunnen zij die vraag voorleggen aan het Nationale Contactpunt voor multinationale ondernemingen.
9
Nederland ondersteunt waar mogelijk lokale initiatieven om corruptie te bestrijden. Daarnaast participeerde
Nederland in de ontwikkeling van instrumenten ter bestrijding van corruptie door het UN Center for International Crime Prevention (CICP). Voorts ondersteunt Nederland NGO’s die zich op corruptiebestrijding
toeleggen, zoals Transparency International. Tevens worden kwaliteitseisen gesteld aan de
beheerscapaciteit van samenwerkingspartners, die zijn vastgelegd in het Handboek Buitenlandse Zaken (HBBZ). In het kader van de per 1 januari geïntroduceerde toetsing op maatschappelijk verantwoord
ondernemen wordt aan alle bedrijven, die gebruik maken van het Nederlands financieel buitenlandinstrumentarium bij de toekenning van de overheidsbijdragen, duidelijk gemaakt dat onterecht verstrekte overheidsbijdragen zullen worden teruggevorderd. (zie ook het antwoord op vraag 7). Als er daadwerkelijk bewijzen zijn van corruptie, en het Nederlandse Openbaar Ministerie hierover de beschikking krijgt, kunnen de bij deze corruptiepraktijken betrokken Nederlanders in Nederland strafrechtelijk worden vervolgd. Wat Indonesië betreft is in 2000 bij het aangaan van de ontwikkelingsrelatie met dit land,
onder meer vanuit zorg over corruptie, besloten tot het geleiden van de Nederlandse hulpfondsen via
multilaterale organisaties. In het verleden is bilaterale hulp, vooral als deze gebonden was, namelijk zeer
gevoelig gebleken voor corruptiepraktijken. Bovendien richt de hulp aan Indonesië zich voor een aanzienlijk deel op de sector Goed Bestuur. In het kader daarvan ondersteunt Nederland onder meer het Partnership for Governance Reform, een omvangrijk samenwerkingsverband van NGOs, donoren en Indonesische overheid,
waarin corruptiebestrijding een doorsnijdend thema vormt. Dit partnerschap maakt zich sterk voor
een breed gedragen, nationale anti-corruptie strategie, maar ondervindt daarbij veel tegenwind.
Daarnaast gaat Nederlandse steun naar Indonesia Corruption Watch, Indonesië’s meest actieve en
effectieve NGO op het gebied van corruptiebestrijding. Overigens mag duidelijk zijn dat de strijd tegen
corruptie in Indonesië een zaak van langere adem is in een samenleving waarin voor dit soort activiteiten
decennialang geen ruimte is geweest.
10
Dit betekent dat concrete gevallen van omkoping van buitenlandse ambtenaren kunnen worden vervolgd
onder de Nederlandse wetgeving. Het vervolgingsbeleid is de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.