Het bancaire uitgangspunt ‘ken uw klant’ heeft met de zoektocht naar terroristische geldstromen aan relevantie gewonnen. Ook ABN Amro is sinds 11 september gedwongen geweest verantwoording af te leggen over haar klantenbestand. De bank is huisbankier van de Bin Laden-familie (die stelt de relatie met broer Osama verbroken te hebben) en correspondentbank van de Soedanese Al Shamal Islamic Bank, die naar verluidt mede is opgericht door Bin Laden. ABN Amro stelt in beide gevallen overtuigd te zijn dat haar rekeningen niet zijn misbruikt voor terroristische doeleinden.

Volgens de business principles die de komende maanden onder de medewerkers worden verspreid, gaat de onderzoeksplicht van de bank verder dan dat. ‘Wij beoordelen onze zakenpartners op hun normen en waarden’ stelt het zevende principe. Dat houdt in dat van klanten, partners en leveranciers van ABN Amro wordt verwacht dat ‘ook zij zich hoge normen en waarden opleggen, in overeenstemming met hun legitieme doelstellingen’, aldus de toelichting. De bedoeling is dat deze beoordeling gevolgen heeft: ‘Wij betrekken deze normen en waarden bij de beoordeling van onze wederzijdse relaties’.

Waar dit toe kan leiden, weten de uitbaters van de Freeport-mijn in Papoea, voorheen Irian Jaya. De koper- en goudmijn wordt mede gefinancierd door ABN Amro. De bank kreeg sinds 1998 te maken met acties van milieuorganisaties die de Freeport-mijn verantwoordelijk houden voor milieuvervuiling en sociale ontwrichting onder de plaatselijke bevolking.

Mede naar aanleiding van dit soort kritiek stelde ABN Amro, in overleg met non-gouvernementele organisaties als Milieudefensie, richtlijnen op voor de financiering van bosbouwactiviteiten. Deze uitgangspunten zijn vrij gedetailleerd. Zo geeft ABN Amro slechts krediet voor de bebouwing van ontbost gebied als de ontbossing langer dan vijf jaar eerder heeft plaatsgevonden en het te financieren project geen rechtstreeks verband heeft met de ontbossing. Herman Mulder, hoofd risicobeheer van ABN Amro, zegt nu: ‘Freeport had geen krediet moeten krijgen. Achteraf gezien hadden de actievoerders gelijk.’

Op deze manier bieden de business principles aanknopingspunten voor nadere uitwerking op concrete gebieden. Dat moet ook wel om ze niet te laten steken in goedbedoelde platitudes. Met kretologie als ‘wij streven naar topkwaliteit’ en ‘wij streven naar optimale dienstverlening’ verander je immers niet de wereld. Zo bereidt de bank ook gedragslijnen voor op het gebied van mijnbouw, olie- en gaswinning.

Volgens Mulder en Wouter Scheepens, verantwoordelijk voor het ‘reputatiebeheer’ van ABN Amro, leidt dit tot zinvolle dialogen met klanten. ‘Als een klant zich niet zo gedraagt als je wilt, open je de discussie’, aldus Mulder. ‘Klanten reageren daar overigens positief op. Een klant weet vaak zelf al dat er een probleem is. Wij kunnen dan helpen de risico’s die er aan zijn plannen verbonden zijn zo professioneel mogelijk aan te pakken. Als je daar pro-actief mee omgaat, heeft dat commerciële waarde.’ De bank als consultant maatschappelijk verantwoord ondernemen ? Mulder: ‘Zo ver gaat het niet. Maar je kijkt elkaar wel dieper in de ogen. We willen een volwaardige gesprekspartner zijn en niet alleen over de winst- en verliesrekening en de balans.’

Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat ABN Amro zich bemoeit met de verdeling van de winst van bepaalde projecten. Scheepens: ‘Dat is een van de voorwaarden die de Wereldbank verbindt aan industriele projecten in ontwikkelingslanden: dat de lokale bevolking ervan profiteert. Dat nemen we ook mee in de beoordeling van de projecten die we financieren.’

De richtlijnen moeten duidelijk maken waar ABN Amro staat ten opzichte van haar ‘stakeholders’ (belanghebbenden): medewerkers, aandeelhouders, klanten, partners en maatschappij. Centraal staat het behoud van reputatie. ‘Dat willen we in de hele organisatie door laten dringen’, aldus Scheepens: ‘Het is de basis van de ‘performance’ van morgen’. Mulder voegt toe: ‘Het heeft nadrukkelijk een financieel aspect. Een bedrijf dat zijn reputatie verwaarloost, wordt door de concurrentie verslagen en krijgt geen toegang meer tot de kapitaalmarkt.’

Deze gerichtheid op reputatie kan spanning opleveren met de wil om transparant te zijn, het tiende business principle. Medewerkers zouden de neiging kunnen hebben problemen stil te houden om geen reputatieschade op te lopen. ‘Dat is dus niet de bedoeling’, reageert Mulder: ‘Het bosbouwbeleid is een voorbeeld van hoe we het willen doen: we maken het beleid openbaar, zodat we kunnen worden beoordeeld.