In een geestige en inspirerende lezing wees Braungart de aanwezigen op hun verantwoordelijkheid om producten en materialen te gebruiken die niet schadelijk voor de natuur zijn of om niet-afbreekbare kunstmatige producten opnieuw te gebruiken. Volgens Braungart beheren architecten 70% van de materialenstroom en dienen zij deze te onderzoeken om zo een ‘intelligente materialenpool’ op te zetten. Zo zouden in zijn visie ramen, die niet te maken zijn zonder giftige stoffen, moeten rouleren tussen gebouwen in plaats van ze steeds opnieuw te produceren. “En de oude gebouwen zonder ramen zijn mooie verblijfplaatsen voor vleermuizen.” Hij vindt dat architecten flexibele gebouwen moeten ontwerpen, die ook door de komende generaties kunnen worden benut.

Braungart vindt dat er in Nederland veel kansen liggen om de C2C-gedachte in de gebouwde omgeving te realiseren, vanwege de aanwezige industriële capaciteit, de goede ontwerpreputatie van Nederland en de toezeggingen van een aantal ministers om geld vrij te maken voor duurzaam bouwen. Hij wil daarom graag met architecten uit Nederland samenwerken.

Tijdens de discussie daarna, onder leiding van moderator Peter Luscuere, hoogleraar installatietechniek aan de TU Delft, overheerste vooral bij jonge architecten de vraag hoe deze filosofie handen en voeten te geven. Braungart hamerde op het belang ergens te beginnen, al is het maar door een gifvrije vloerbedekking te kiezen of een installatiesysteem dat voor een gezond binnenklimaat zorgt aan te brengen.

Volgens Harm Tilman, hoofdredacteur van ‘de Architect’, zou de door Braungart voorgestelde ‘eco-effectiveness’ de identiteit van een gebouw kunnen vormen, waardoor C2C en architectuur elkaar goed kunnen aanvullen.

Na afloop kregen alle bezoekers een door Braungart gesigneerd exemplaar van zijn boek mee naar huis.