Het lijkt bijna een gotspe om nú te praten over duurzaamheidsambities. Terwijl regeringen hun groene en eerlijke beloften aan beide kanten van de opwarmende oceaan massaal intrekken blijft op papier de inzet indrukwekkend. In 2015 ondertekenden we niet alleen het Klimaatakkoord van Parijs, maar ook zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen voor 2030. SDG’s, noemen we ze. Wie vandaag naar de voortgang kijkt, ziet vooral stilstand. Slechts 17 procent van de SDG-doelen ligt op koers.

Toch blijft de toon vaak opgewekt. We ‘doen ons best’, ‘halen mooie verhalen op’, ‘zetten stappen’. Maar de SDG’s voelen als beleid in buffetvorm: iedereen kiest zijn eigen gerechtje. Circulaire economie? Check. Energietransitie? Check. Armoedebestrijding? Check. Economische groei? Ook check. En daar gaat het mis. Er zit geen richting in. Geen ongemak. Geen keuzes die pijn doen.

De cijfers van het Sustainable Development Report 2025 laten de werkelijkheid zien. Tabellen vol rode bolletjes (major challenges remain) pijlen die stagneren of naar beneden wijzen. Er is maar weinig groen te bekennen. En waar het groen oplicht, gaat het vaak over doelen die weinig vragen van onze comfortabele levensstijl: toegang tot internet of mobiele netwerken.

In Nederland lijken we er volgens de Monitor Brede Welvaart nog relatief goed voor te staan – althans, ‘hier en nu’. We zijn gezond, tevreden en bijna allemaal aan het werk. Maar wie kijkt naar ‘later’ en ‘elders’ ziet de fundamenten kraken: biodiversiteit kalft af, grondstoffengebruik wordt er niet minder op, en onze consumptie drukt steeds zwaarder op anderen – in tijd, ruimte en generaties.

Dat is de paradox: veel gaat slecht, maar wij, rijke wereldburgers, hebben het ongekend goed. En dus schuiven we liever door. Kom niet aan onze SUV, citytrip of belegde beleggingsrekening. Alles mag, maar blijf af van de heilige koe van materiële economische groei.

En dat is ironisch, want juist die groei ondermijnt een groot deel van de andere doelen. Klimaat, biodiversiteit, sociale gelijkheid—ze sneuvelen onder het gewicht van het groeidogma. En dat is geen fout in het systeem, het ís het systeem. Het Brundtland-rapport uit 1987, de bakermat van het duurzaamheidsdenken, stelde economische groei als voorwaarde voor duurzaamheid. Inmiddels weten we: dat idee was geen fundament, maar een fundamentele vergissing.

De SDG’s zijn zo een spiegel geworden. Geen routekaart, maar een reflectie van onze onwil om te kiezen. Een spiegel waarin we zien wat we niet willen zien: dat we een wereld nalaten die minder leefbaar is dan de wereld die we aantroffen.

Toch hoeft dat niet het laatste woord te zijn. In 2016 presenteerden wetenschappers van het Stockholm Resilience Centre een alternatieve ordening: de bruidstaart. Onderaan: de natuur – water, klimaat, oceanen, biodiversiteit. Daarop de samenleving – gezondheid, onderwijs, gelijkheid. En bovenop pas: de economie. Een logische volgorde: als de bodem instort, zakt het hele ding in. Dan geen toefje slagroom meer, maar economische smeerboel op een ingestorte taart.

Wat kunnen we dan wél doen in deze tijd van polarisatie en tanende solidariteit? We kunnen kiezen voor een minimum aan ecologische eerlijkheid: stel grenzen aan het toelaatbare. Bouw een sociaal vangnet voor wie het niet redt. Verminder verslaving aan groei ten koste van de planeet, ook als dat pijn doet in de portemonnee.

Versterk instituties die wél lange termijn aankunnen. En geef burgers, ook lokaal, de ruimte om zelf te kiezen wat ze belangrijk vinden. Niet alles hoeft van boven te komen.

De SDG’s waren bedoeld als kompas. Laten we ze dan ook gebruiken als richtinggever – niet als decoratief siervoorwerp, maar als uitnodiging tot een broodnodige herbouw. Want een wereld zonder fundament? Daar wil je geen taart op zetten. Laat staan op eten.

Hans Stegeman, Chief Economist Triodos Bank

Dit artikel is eerder als opinie-artikel verschenen (na redactie) in het FD