Het beleid voor gevaarlijke stoffen is niet toereikend om risico’s in de leefomgeving voor mens en milieu voldoende te beheersen. Het aantal van deze stoffen en het gebruik ervan nemen toe, evenals het hergebruik van producten waarin gevaarlijke stoffen zijn verwerkt. Daarom is nieuw beleid noodzakelijk, zo concludeert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn advies ‘Greep op gevaarlijke stoffen’ dat vandaag is aangeboden aan minister Van Veldhoven voor Wonen en Milieu.

Tientallen jaren werd de verspreiding van gevaarlijke stoffen in de leefomgeving kleiner door succesvol overheidsbeleid, maar deze ontwikkeling stagneert. Het aantal gevaarlijke stoffen neemt toe, evenals het aantal producten waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Hierdoor stapelen deze stoffen zich op in de leefomgeving, wat nieuwe risico’s geeft en ook tot incidenten leidt. Voorbeelden daarvan zijn stoffen als PFAS, gewasbeschermingsmiddelen, microplastics en medicijnresten.

Transparante informatie en meer kennis noodzakelijk

Om de toename van risico’s van gevaarlijke stoffen voor mens en milieu te voorkomen is in de eerste plaats meer kennis nodig over de mate waarin zij in de leefomgeving terechtkomen. Dat geldt in verschillende fasen: tijdens de productie, het gebruik, het hergebruik en de verwerking van afval waarin deze stoffen voorkomen. De raad beveelt het kabinet daarom aan om bedrijven te verplichten de route van gevaarlijke stoffen tijdens hun hele levenscyclus bij te houden met een zogenaamd track & trace-systeem. Daarnaast is versterking nodig van de beleidscapaciteit en de kennis bij overheden om de beleidsuitvoering, de handhaving en het toezicht te verbeteren. Hiervoor moet extra geld worden uitgetrokken.

Beperk de risico’s van cumulatieve blootstelling voor mens en milieu

Door de groei van het aantal en de hoeveelheid gevaarlijke stoffen neemt ook het risico van gelijktijdige blootstelling aan verschillende stoffen toe. Waar voorheen het belangrijkste risico voor mens en milieu bestond uit de blootstelling aan een enkele gevaarlijke stof, gaat het nu veel meer om de risico’s van stoffen die elk afzonderlijk wellicht geen probleem vormen, maar die tezamen een schadelijke uitwerking hebben. De raad adviseert om bij het stellen van nationale milieunormen rekening te houden met het effect van deze gelijktijdige blootstelling. Dit kan ook voor specifieke gebieden noodzakelijk zijn. De rijksoverheid zal gemeenten en provincies hierbij moeten ondersteunen.

Veilig hergebruik en recyclen van producten vraagt om nieuwe Europese regels

De overgang naar een circulaire economie leidt tot nieuwe uitdagingen. Circulaire economie leidt tot het sluiten van kringlopen. Gevaarlijke stoffen kunnen zich daarin ophopen. Voorafgaand aan de productie en het (her)gebruik van deze stoffen moet rekening worden gehouden met het veilig hergebruik ervan. De raad roept het kabinet daarom op om in Europees verband te pleiten voor de regels die veiligstellen dat het hergebruik onderdeel wordt van de risicobeoordeling van stoffen. Natuurlijk moet ook bekend zijn welke stoffen er precies in welke producten zitten. Daarom moet onderzocht worden of het mogelijk is in internationaal verband een materiaalpaspoort voor de chemische samenstelling van producten in te voeren. Dit paspoort biedt producenten en gebruikers inzicht in de mogelijkheden voor hergebruik.