Diverse belanghebbenden beschikken over mogelijkheden om duurzaamheidsbeleid af te dwingen. De vage redelijkheidsnormen bieden juist in het ondernemingsrecht concrete aanknopingspunten. Onmaatschappelijke besluiten van organen van de vennootschap kunnen worden aangetast. Ook het enquêterecht biedt mogelijkheden. Vanaf 1 oktober kunnen houders van slechts 1 procent van de aandelen agendapunten voor de agenda van de aandeelhoudersvergadering beïnvloeden en zo besluiten uitlokken.

Wie zijn stakeholders? Niet alleen aandeelhouders en ondernemingsraad. Zo is het aannemelijk dat ngo’s (niet-gouvernementele organisaties als actiegroepen) die een relevant belang hebben bij de onderneming, gelden als partijen die maatschappelijk ondernemen met vennootschapsrechtelijke middelen kunnen afdwingen. Zulke organisaties hebben al het wettelijke recht om een collectieve rechtszaak te voeren.

Bestuurders van ondernemingen moeten dus rekening houden met vennootschapsrechtelijke acties van directe (aandeelhouders en ondernemingsraad) en indirecte (ngo’s) stakeholders, dus met acties zowel van binnen als van buiten de onderneming. Het is voor bestuurders volstrekt onduidelijk uit welke hoek de wind zal waaien en hoe krachtig die waait. Duidelijk is alleen dat dergelijke acties grote risico’s in zich dragen.

De rechter zal kijken naar de bestaande informele duurzaamheidsregulering. Die is vastgelegd in nationale en internationale codes en conventies. Deze zijn ‘niet juridisch bindend’. Zij zijn echter wel degelijk ‘rechtens relevant’. De rechter zal deze informele regelgeving zien als toetssteen voor behoorlijk beleid.

De concrete dreiging van acties, maar de onduidelijkheid over de gevolgen daarvan, werken remmend op de door het ministerie van Economische Zaken gewenste ontwikkeling van duurzaam ondernemen. Het vennootschapsrecht biedt de optie om deze nadelen te beperken en de beoordelingsmarge aan te geven waarbinnen toetsing van beleid kan plaatsvinden. Het enquêterecht kent een nog niet beproefde, maar aantrekkelijke mogelijkheid. Ondernemingen kunnen aan ngo’s die een passend maatschappelijk draagvlak hebben, het contractuele of statutaire recht toekennen om het ondernemingsbeleid aan de enquêterechter (de ondernemingskamer) voor te leggen. De ondernemer lijkt daarmee ‘het hoofd op het hakblok te leggen’, maar in feite verkleint hij de beoordelingsmarge en de overige onzekerheden van toetsing van zijn beleid. Een ander voordeel van deze strategie is dat beoordeling van duurzaamheidsbeleid bij één rechterlijke instantie wordt geconcentreerd. Daardoor ontstaat eenheid van toetsingsbeleid en dus een duidelijker normenstelsel. Overeenstemming tussen onderneming en ngo over toekenning van dit recht leidt verder tot disciplinering van belangengroepen.

Waar ngo’s worden gezien als luis in de pels van de onderneming, vereist deze aanpak coöperatie tussen partijen. Zo kan de tijdbom van onvoorspelbare juridische acties worden gedetoneerd.

Jos Hamers, Kid Schwarz en Bas Steins Bisschop werken aan respectievelijk Universiteiten Maastricht en Nyenrode en vormen de juridische onderzoeksgroep binnen het EZ-Onderzoeksprogramma MVO.