“Ondernemingen zouden winstgevende oplossingen moeten bieden voor de problemen van mensen en onze planeet, in plaats van problemen creëren voor mensen en onze planeet. Winstmaximalisatie moet niet langer de enige doelstelling van een onderneming zijn. Een onderneming moet zich afvragen welke waarde zij aan de brede samenleving toevoegt, dit definiëren in de doelstelling van de onderneming en daarbij passende structuren zoeken om die doelstelling te bewerkstelligen”. Dit betoogde prof. Colin Mayer (Oxford Universiteit) tijdens het deze week gehouden Eumedion-symposium.

Het symposium, dat door Eumedion-voorzitter Garmt Louw werd ingeleid en door FD-journaliste Martine Wolzak werd voorgezeten, had als thema ‘De rol van de beursonderneming en haar aandeelhouders in de samenleving’. Om het vertrouwen van de samenleving in grote ondernemingen te herstellen is, volgens Mayer, “een radicale herinterpretatie van de aard van de onderneming” nodig. Ondernemingen zouden verplicht moeten worden gesteld om hun doelstelling veel beter te specificeren en deze in de statuten op te nemen. De prestaties van een onderneming zou niet langer alleen in financiële maatstaven moeten worden uitgedrukt, maar ook in maatstaven die betrekking hebben op het menselijk, natuurlijk en sociaal kapitaal. Daarnaast zijn er institutionele beleggers en andere aandeelhouders nodig die zich voor de lange termijn committeren aan de onderneming.

Maurice Oostendorp, bestuursvoorzitter van De Volksbank, was het helemaal eens met Colin Mayer. Oostendorp ging in zijn speech in op de vraag hoe een maatschappelijke doelstelling (zoals die van een bank) zich verhoudt tot volledige zeggenschapsrechten voor aandeelhouders. De Volksbank heeft als missie bankieren met de menselijke maat. Om dit te bereiken heeft De Volksbank als ambitie het optimaliseren van “gedeelde waarde”, via het leveren van nut voor de klant, het nemen van verantwoordelijkheid voor de maatschappij, het zorgen voor zingeving voor de medewerker en het behalen van rendement voor de aandeelhouder. Een corporate governance model waarin uitsluitend aandeelhouders zeggenschap hebben, past hier niet goed bij. Om de “gedeelde waarde strategie” werkelijk te kunnen waarmaken, zoekt De Volksbank naar een “gedeelde governance”. “Wanneer alle stakeholders ieder voor zich en op hun eigen manier investeren in een bank, dan heb je als organisatie twee essentiële opdrachten richting die belanghebbenden te vervullen: de dialoog voeren en de zeggenschap delen. Dus: alle stakeholders moeten iets te zeggen hebben over die bank én je moet daar met elkaar de dialoog over voeren. Mijn overtuiging is dat wanneer alle belanghebbenden in dialoog de belangrijke besluiten samen nemen, hiermee de lange termijn waardecreatie van de onderneming het meest is gediend”, aldus Oostendorp.

Michel Scholte, directeur van het Impact Institute, ging vervolgens in op de vraag op welke wijze de maatschappelijke kosten (bijvoorbeeld de impact op klimaatverandering) én baten (bijvoorbeeld betaalde belastingen maar ook de niet-financiële welzijnseffecten van werk) kunnen worden geïnternaliseerd en zichtbaar kunnen worden gemaakt in de jaarrekening en in de winst- en verliesrekening. Deze zogenoemde maatschappelijke jaarrekening geeft een systematisch overzicht van de maatschappelijke waarde van de onderneming en geeft kwantitatieve informatie. Zij gaat daarmee verder dan het klassieke duurzaamheidsverslag en geeft een beter beeld van het “totale welzijn” van een onderneming doordat de impact van het menselijk, natuurlijk en sociaal kapitaal wordt gemonetariseerd. Uitdagingen hierbij zijn nog wel de “hardheid” van de data en het gebrek aan eenduidige methodologieën om de impact van niet-financieel kapitaal te meten.

Na de pauze reikte Camiel Selker, partner bij beloningsadviesbureau Focus Orange, bouwstenen aan om het beloningsbeleid van beursgenoteerde ondernemingen meer stakeholder georiënteerd te maken. Selker wil af van het huidige model dat zich richt op de mediaan, de markt en het principe van ‘pay for performance’ door middel van prestatiemaatstaven en targets. “Drie jaar vooruit voorspellen is vrijwel onmogelijk en vergelijkingen met anderen gaan vanaf de start al mank”. Hij stelde dat veel beursgenoteerde ondernemingen hier ook zo over denken en alternatieve beloningsmodellen willen. Volgens Selker blijven aandeelhouders tot nu toe vrij starre, op het ‘oude’ model georiënteerde richtlijnen hanteren, waardoor beursgenoteerde ondernemingen min of meer gevangen zitten in een imperfect model. Selker is voorstander van een beloningsbeleid dat voor de lange termijn toepasbaar blijft en dat aansluit bij het verdienmodel van de onderneming en bij de factor arbeid die nodig is om het verdienmodel te realiseren. Een dergelijk ‘duurzaam model’ wordt “binnen gebouwd en buiten getoetst” en dus niet andersom, aldus Selker. Hij hoopt dat aandeelhouders de komende tijd meer open zullen gaan staan voor niet-standaard oplossingen door beursgenoteerde ondernemingen.

Jaap van Dam, directeur strategisch beleggingsbeleid bij pensioenuitvoerder PGGM, ging daarna in op de vraag hoe institutionele beleggers een bijdrage kunnen leveren aan de creatie van langetermijnwaarde door beursgenoteerde ondernemingen. Van Dam stelde in zijn presentatie dat de huidige ‘beleggingsketen’ (alle actoren tussen de pensioenspaarders en de beursgenoteerde ondernemingen) moeite heeft om te sturen op langetermijnwaardecreatie. Volgens Van Dam is deze keten door verschillende oorzaken vaak gericht op een veel kortere horizon (rapportagevereisten, korte-termijn prestatiemeting, benoemingstermijnen, etc.). Het korter maken van de beleggingsketen, zodat de beursgenoteerde onderneming dichter bij de pensioenspaarder komt, kan hierbij helpen. Bijvoorbeeld door fundamentele analyses van beursgenoteerde ondernemingen en de dialoog daarover met die ondernemingen minder uit te besteden. De fundamentele analyses zouden veel meer betrekking moeten hebben op de onderliggende waardecreatie van de beursgenoteerde ondernemingen. Daarnaast is focus door pensioenfondsen nodig (reductie van het aantal ondernemingen in de beleggingsportefeuille) en zou kennis over ondernemingen wereldwijd gedeeld kunnen worden met andere pensioenfondsen zodat er specialistische kennis ontstaat.

Dorothee van Vredenburch, tot 1 oktober jl. lid van de Management Board van NN Group, sloot het symposium af en onderstreepte in haar speech het belang voor beursgenoteerde ondernemingen van een nieuwe balans tussen aandacht voor “living” en “non-living assets”. Er is in haar ogen nu nog veel te veel aandacht voor de materiële activa op de balans van de onderneming, terwijl de meeste ondernemingen momenteel veel meer waarde creëren met de immateriële activa. Beursgenoteerde ondernemingen zouden door middel van veel betere communicatie een verbinding moeten aanbrengen tussen “purpose, people en performance”. De doelstelling van de onderneming moet – te beginnen met het bestuur –  “geleefd” worden en consistent worden gecommuniceerd naar alle belanghebbenden. Met deze speech was de cirkel van het congres rond.