Veel keuzes die Nederlanders maken, hebben consequenties voor mensen in andere landen. De goederen en diensten die in Nederland worden ingevoerd, zijn in andere landen geproduceerd. Dat levert daar banen en inkomens op, maar legt ook een druk op het milieu en de natuurlijke hulpbronnen. Zo is de broeikasgasvoetafdruk, na een dalende trend sinds 2008, volgens de eerste berekening het laatste jaar weer toegenomen: van 14,2 ton CO2-equivalenten per inwoner in 2016 naar 15,4 ton in 2017. Dit is een van de indicatoren voor de invloed van de Nederlandse welvaart in het buitenland, die beschreven wordt in de Monitor Brede Welvaart van het CBS.

De jaarlijkse broeikasgasuitstoot op Nederlands grondgebied (volgens de IPCC-richtlijnen) neemt gestaag af. Niettemin stond Nederland in 2015 met broeikasgasuitstoot per inwoner nog steeds onderaan de ranglijst binnen de EU (als 24e). Ook is de doelstelling van de reductie van de uitstoot nog niet behaald. In de Urgenda-klimaatzaak van 24 juni 2015 besliste de rechter dat de uitstoot in 2020 minimaal 25 procent lager dient te zijn dan in 1990. In 2017 lag de uitstoot van broeikasgassen in Nederland 13 procent lager dan in 1990.

Uitstoot indirect gemeten

Naast de broeikasgasuitstoot op Nederlands grondgebied veroorzaakt de Nederlandse consumptie indirect uitstoot in het buitenland. De Nederlandse consumptie en het verbruik van geïmporteerde goederen veroorzaken uitstoot van broeikasgassen in het buitenland (“Elders”) waar de productie (deels) plaatsvindt. De zogenaamde ‘broeikasgasvoetafdruk’ meet de broeikasgasemissies ten bate van de Nederlandse consumptie. De broeikasgassen die vrijkomen bij het maken van geïmporteerde producten behoren tot onze voetafdruk. Aan de andere kant veroorzaken Nederlandse bedrijven ook emissies die geen onderdeel uitmaken van onze voetafdruk, omdat ze exportproducten maken. De broeikasgasvoetafdruk van Nederland nam tussen 2008 en 2016 af van 18,6 ton CO2-equivalenten per inwoner naar 14,2 ton, een daling van ruim 23 procent. In 2017 steeg de broeikasgasvoetafdruk van Nederland echter (met 8,1 procent) naar 15,4 ton CO2-equivalenten per inwoner. Deze stijging komt door een toename in de uitstoot die samenhangt met de invoer.

Meer invoer van niet-hernieuwbare grondstoffen

Ook met betrekking tot grondstoffen heeft Nederland invloed op de brede welvaart in andere landen. Nederland voert niet-hernieuwbare hulpbronnen in die, hier of elders, gebruikt worden om goederen en diensten te produceren. Deze invoer leidt tot de uitputting van de betreffende hulpbronnen in het buitenland en heeft daarmee impact op de latere welvaart van andere landen. De Nederlandse invoer van fossiele energiedragers groeit bijvoorbeeld vrijwel continu. In de periode 2010–2017 nam de invoer van fossiele energiedragers toe van 11,6 tot 13,7 ton per inwoner. Hiermee stond Nederland in 2016 op de laatste plaats van de EU-ranglijst van het niveau van brede welvaart “Elders”.

Ook voor de invoer van andere grondstoffen staat Nederland veelal in de onderste regionen van de EU-ranglijst. Een nuancering is hier echter wel op zijn plaats, omdat in deze cijfers ook wederuitvoer zit, die een relatief groot deel van de Nederlandse handel uitmaakt. Het gaat bij wederuitvoer om geïmporteerde goederen die na een minimale bewerking weer naar andere landen worden uitgevoerd. Echter ook na correctie voor wederuitvoer staat Nederland op de EU-ranglijst bij de onderste tien landen.