Een onderwerp dat in het debat over de circulaire economie nog nauwelijks aan bod komt is ‘governance’: de wijze waarop organisaties bestuurd worden. Het besturingsvraagstuk van organisaties  is niet nieuw. Het heeft tot verschillende oplossingen geleidt binnen de kaders van de geldende (economische) omstandigheden. De opkomst van de circulaire economie (CE) is feitelijk de opkomst van een nieuw economisch paradigma. Vraagt dit dus ook niet om een omslag in het denken over ‘governance’? En volgens welke principes zou besturing binnen dat paradigma dan plaats moeten vinden?

Governance door de tijd heen

Een vroege benadering waarbij een invulling werd gegeven aan ‘governance’, is de ‘shareholder’-benadering, die geformaliseerd is in de principaal-agent-theorie. In deze benadering zijn de eigenaren van een organisatie de belangrijkste individuen waarmee rekening moet worden gehouden. Daarbij is de centrale gedachte dat aandeelhouders en het management van een organisatie niet dezelfde doelen nastreven. Het leidende beginsel is ‘wie betaalt, bepaalt’. Het genereren van (financiële) waarde voor de aandeelhouders is de ultieme doelstelling van de organisatie, die het management koste wat kost nastreeft en daarbij hun eigen doelen, belangen en niet zelden moraliteit naast zich neerlegt.

De formulering van de ‘stakeholder’-theorie in de jaren tachtig, luidde een nieuw ‘governance’ tijdperk in. Verschillende groepen belanghebbenden binnen en buiten de organisatie worden in deze benadering onderkend op basis van de invloed die zij kunnen hebben op de organisatie en de organisatie op hen. Naast aandeelhouders, kwamen zo medewerkers in beeld vanwege hun belang voor het functioneren van de organisatie. Klanten kregen een stem, omdat zij als ‘brengers van waarde’ werden gezien. Milieu-groeperingen, overheden en andere perifere partijen kregen werden ook erkend in hun potentieel om invloed uit te oefenen op de besluitvorming in organisaties. De verbondenheid van de organisatie met haar (sociale) omgeving groeide. Dat bracht ook wel de nodige bestuurlijke complexiteit met zich mee.

Een nieuwe economische context

Die twee ontwikkelingen in het denken over ‘governance’ vond feitelijk nog wel plaats binnen de kaders van een traditionele, lineaire economie. De basis daarvan is organisatie-centrisch waarbij verantwoordelijkheden bij het management en bestuur van een organisatie liggen. Alle andere partijen hebben enkel een ‘belang’, maar zijn niet verantwoordelijk voor hoe de organisatie hiermee omgaat.

Met de groeiende aandacht voor de circulaire economie is het wellicht ook tijd bestaande ‘governance’ benaderingen kritisch te bekijken op hoe deze al dan niet nog aansluiten. Zijn de benaderingen die we kennen, binnen een circulaire context nog wel toereikend, of gaan ook hier andere spelregels spelen? Het lineair economische model stelt geen eisen aan de wijze waarop met producten en grondstoffen wordt omgesprongen, anders dan gedicteerd door economische ‘wetten’ en binnen de wet- en regelgeving die door de overheid zijn opgelegd. Dit biedt dus ruimte voor de inrichting van kort-cyclische productieketens, het fabriceren van producten met een korte levensduur, verspilling van materiaal en het weggooien van nog bruikbare producten en grondstoffen (zolang nieuw goedkoper is dan ge-recycled).

Bij een circulaire economie gelden andere regels. Dan gaat het om de inbedding van de bedrijfsactiviteiten in verschillende kringlopen (hergebruik, refurbishing en recycling) waar allerlei partijen bij betrokken kunnen zijn. Elk van deze kringlopen brengt een bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee voor de betrokken partijen: organisaties, overheden en burgers. Een verantwoordelijkheid die voorbijgaat aan het ‘rekening houden met belangen’ vanuit de shareholder of stakeholder benaderingen. De verantwoordelijkheid die van partijen binnen de circulaire economie gevraagd wordt, is veel fundamenteler. Zij vraagt om voorzichtigheid en zorgvuldigheid ten aanzien van materialen, producten en mensen en deze niet langer te zien als gebruiks-, verbruiks- en wegwerpartikelen.

Dit roept op tot een ‘governance’ model waarbij de nadruk ligt op onderlinge afhankelijkheid en reciprociteit en waar gewerkt wordt aan collectieve waardecreatie. En een model waarbij verantwoordelijkheden niet bij een kleine groep spelers komt te liggen, maar waar deze gedeeld wordt en gemeenschappelijk gemaakt is aan de hand van gedeelde waarden. Dat leidt tot een ‘governance’ model waarbij circulair denken en doen hand in hand gaan. Een model waarin samen gebouwd wordt aan een andere economie. We stellen voorlopig voor dit het WEconomie model te noemen.  Maar mocht u een andere term willen voorstellen, we horen het graag.

Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op drie samenhangende thema’s: de nieuwe economie oftewel de WEconomy, het ontwikkelen van nieuwe business modellen en het anders denken over geld oftewel ‘hybride bankieren’. Zijn meest recente bestseller is het boek ‘Nieuwe Business Modellen; Samen Werken aan Waardecreatie’ ( 2014). Momenteel werkt hij aan een pilot-onderzoek over Business Modellen voor de Circulaire Economie in Oost Nederland. 

Niels Faber is onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent aan de Hanzehogeschool Groningen. Sinds 2002 doet hij onderzoek op het gebied van sociale duurzaamheid, met een focus op kennismanagement, organisatievormen, besluitvorming en duurzaamheid. Hij is auteur van meer dan 50 publicaties, inclusief boeken, boekhoofdstukken en artikelen en conferentie bijdragen. Zijn onderzoeksfocus ligt op emergente vormen van organiseren rond duurzaamheid en duurzame besluitvorming.