Vorige maand maakte Sunweb bekend dat het in samenwerking met Transavia en Stichting Movement on the Ground reizen gaat aanbieden die mensen in staat stellen vluchtelingen op Lesbos te gaan helpen. Een storm van kritiek brak los. ‘Goedkope PR’, ‘misplaatst altruïsme’ en cynische vergelijkingen tussen de ellende van de vluchtelingen en het overnachten in een luxe vakantieresort kleurden het beeld. Misschien wel een erg makkelijke reactie op een maatschappelijk initiatief van een onderneming. Het verdient minimaal een serieuze reflectie op de passende opstelling van het bedrijfsleven in maatschappelijke vraagstukken. Hebben we dan liever dat bedrijven zich van alle maatschappelijke vragen afzijdig houden?

Sunwebs initiatief staat niet op zichzelf. Vergelijkbare gevallen liggen vers in het geheugen. Zo vroeg Albert Heijn eind vorig jaar aan kassières om een oogje in het zeil te houden bij sociaal afglijdende klanten. Maar werd de kassière zo niet een verkapte mantelzorger? PostNL haalde de krantenkoppen met de discussie in hoeverre de postbode als een soort van wijkwacht zou kunnen fungeren. Zij zien immers dagelijks elke straathoek en merken als geen ander waar een wijk verloedert.

Ambivalent

Albert Heijn en PostNL keken over de grenzen van hun directe kerntaken heen om hun kerncompetenties aan te wenden voor maatschappelijk progressie. Al dan niet om er ook nu of straks een boterham aan te verdienen. Het initiatief van Sunweb past in deze tendens. De samenleving reageert daar ambivalent op. De roep om maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen klinkt steeds luider. Van bedrijven worden terecht inspanningen voor bijvoorbeeld eerlijke handel, energiebesparing en klimaatbeleid verwacht. Maar zodra bedrijven met hun (winstgevende) kerncompetenties het publieke domein betreden, slaat dat sentiment al snel om in cynisme: over de rug van een maatschappelijk probleem geld verdienen lijkt not done of op zijn minst hypocriet. Dat moet toch het primaat zijn van de overheid.

Een onderneming mag wel maatschappelijk verantwoord zijn, maar het is niet de bedoeling dat ze zo maatschappelijk relevant mogelijk opereren?
Grote, complexe maatschappelijk opgaven als migratie, klimaatverandering en armoede kunnen niet door overheden alleen worden opgelost. Samenwerking tussen bedrijven, ngo’s en overheden is cruciaal. Wereldwijde honger gaan we niet oplossen zonder inspanningen van grote voedingsmiddelenbedrijven, de transitie naar duurzame energie wordt aanzienlijk versneld als energiebedrijven daar hun kennis voor inzetten. Steeds meer bedrijven benutten zo hun kerncompetenties voor maatschappelijk doelen: business with a purpose! Op wereldschaal is dit inmiddels ook onderkend, blijkens het feit dat onder regie van de VN in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven de ‘17 Global Goals for Sustainable Development’ zijn geformuleerd, variërend van beschikbaar drinkwater tot educatie, van een schoon milieu tot arbeidsparticipatie. Expliciet wordt bij de realisatie daarvan het bedrijfsleven uitgenodigd.
Dat wil niet zeggen dat publieke vraagstukken zonder democratische controle aan de grillen van de private markt moeten worden overgelaten, maar als bedrijven zich inspannen om een bijdrage te leveren aan een betere wereld, verdient dat minimaal een afgewogen debat over rolopvatting. Met goedkoop cynisme is de wereld nog nooit veel opgeschoten.

Gepubliceerd in Trouw, d.d. 21 maart 2016 door Rob van Tilburg, leading professional duurzaam ondernemen bij Royal HaskoningDHV en auteur van het boek ‘Duurzaam ondernemen waarmaken’.