De tekst van de brief:

OPEN BRIEF AAN MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE

Ter gelegenheid van uw bezoek aan India van 18 tot en met 20 januari 2006

Geachte heer Balkenende,

Uw eerste bezoek aan India als minister-president zal u zeker niet onberoerd laten. India is een fascinerend en dynamisch land dat bezig is aan een enorme economische opmars. Werd India nog maar veertig jaar geleden gezien als een ‘hopeloos hongerland’, tegenwoordig boezemt India ons soms zelfs vrees in. Steeds meer banen in de ICT-sector gaan naar India en de sterk gegroeide vraag naar energie van landen als India is een reden dat onze energieprijs momenteel snel stijgt.

De visie op India als ‘hongerland’ in de jaren zestig was eenzijdig omdat India al lang grote armoede naast ook enorme rijkdom kent. Het huidige beeld van India als een moderne bruisende economie die de nog bestaande sociale problemen voortvarend oplost is dat echter minstens evenzeer. Ondanks de groeiende middenklasse die nu circa een vijfde van de ruim een miljard inwoners omvat, leven nog honderden miljoenen mensen in India op de rand van het bestaan. Vaak zijn dat dalits of ‘kastelozen’ die niet alleen arm zijn maar ook veelvuldig het slachtoffer zijn van vernedering en geweld. Dit is het gevolg van het nog steeds heersende kastensysteem en de straffeloosheid waarmee misdaden tegen hen worden begaan.
Ook nu nog berichten Indiase kranten regelmatig over hongerdoden en is een aanzienlijk deel van de bevolking ondervoed. Ruim 90% van de arbeiders in India werken in een ‘informele economie’ waar nauwelijks arbeidsrechten gelden of waar deze niet worden nageleefd. Dat is geen toeval: de ‘formele bedrijven’, zowel Indiase als buitenlandse, besteden hun productie en dienstverlening bewust uit aan de informele economie waar de productiekosten het laagst zijn maar de menselijke kosten het hoogst. Op de dag dat u in India aankomt gaan naar schatting 100 miljoen kinderen tussen de 6 en 14 jaar niet naar school. Een groot deel van hen verricht uitputtend en gevaarlijk werk. Dit terwijl hun ouders werkloos zijn of zelfs niet eens de helft van het toch al uiterst magere officiële minimumloon van rond 1 euro ontvangen. De opvatting dat India in 2015 makkelijk de millenniumdoelen – waaronder elk kind naar school – zal halen wordt absoluut niet gestaafd door een recent rapport van de Wereldbank.

De Nederlandse relatie met India is de afgelopen jaren drastisch veranderd. Veertig jaar lang was India een van de landen die de meeste ontwikkelingshulp van Nederland ontving. India besloot zelf een einde te maken aan de traditionele bilaterale hulp ‘van regering aan regering’. Het zijn nu vooral de snel groeiende economische en de politieke relaties, de laatste vooral via de Europese Unie, die centraal staan. Dat biedt belangrijke nog onbenutte mogelijkheden voor nieuw Nederlands beleid.

De thema’s ‘innovatie en duurzaamheid’ die tijdens het eerste deel van uw bezoek aan India centraal staan bieden u de kans om een belangrijke aanzet te geven tot verduurzaming van de economische relaties tussen het Nederlandse en Indiase bedrijfsleven. Uit een onderzoek van de Landelijke India Werkgroep is gebleken dat aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen van Nederlandse bedrijven in India nog heel veel valt te verbeteren. De meeste bedrijven, ook multinationale ondernemingen, doen nog veel te weinig om te verzekeren dat er in hun uitbestedingsketen geen arbeidsrechten worden geschonden en geen vermijdbare milieuschade wordt aangericht.
Zoals u weet zijn de OESO Richtlijnen voor (multinationale) ondernemingen hét normatieve kader dat de Nederlandse overheid aan bedrijven voorhoudt die in het buitenland opereren. Van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij deze (vrijwillige) richtlijnen op het gebied van onder andere arbeid, mensenrechten, milieu, corruptie, consumentenbelangen en eerlijk zaken doen ook buiten de OESO – dus ook in India – in de praktijk brengen. Ook moeten bedrijven hun onderaannemers en leveranciers aansporen de Richtlijnen na te leven. Echter: de toepassing van deze OESO Richtlijnen wordt niet alleen beperkt door haar vrijwilligheid en ontoereikende klachtenprocedure, maar ook door het geringe gewicht dat door uw regering in de politieke praktijk aan de richtlijnen wordt gegeven. Eén van de manieren waarop de OESO Richtlijnen veel meer aan gezag kunnen winnen is deze systematisch aan de orde te stellen in alle relevante economische en politieke missies en bezoeken van Nederlandse regerings- en overheidsvertegenwoordigers aan het buitenland. Én daar gevolgen aan te verbinden!

Uw bezoek aan India is in dat opzicht buitengewoon relevant. In gesprekken met Nederlandse en hun Indiase partners kunt u hen nadrukkelijk vragen hoe zij de OESO Richtlijnen in de praktijk brengen. Bijvoorbeeld: onder welke arbeidsomstandigheden wordt ICT werk van Nederlandse bedrijven uitbesteed, welk loon verdient een landarbeider in de keten van een Nederlands agribusiness bedrijf, hoe maakt een farmaceutisch bedrijf reclame voor zijn producten en wat doen Nederlands-Indiase joint ventures om milieuschade en discriminatie van vrouwen en ‘kastelozen’ te voorkomen. En de consequenties? U kunt bijvoorbeeld laten weten dat de Nederlandse regering bedrijfstakgewijs onderzoek gaat doen naar schendingen van de OESO Richtlijnen en bedrijven die zich daaraan systematisch schuldig maken uitsluit van overheidssubsidies en handelsmissies.
Een helder standpunt ter plekke over wat Nederland van zijn bedrijven in India verwacht, geeft u tevens de ruimte om in uw gesprekken met de Indiase overheid een betere naleving van arbeids- en milieuwetten aan de orde te stellen. Voor Nederlandse bedrijven wordt verantwoord ondernemen namelijk een stuk eenvoudiger als India zijn wetten beter handhaaft (bijvoorbeeld door een betere arbeids- en milieu-inspectie) en zich committeert aan internationaal geaccepteerde normen. Een pijnlijk voorbeeld betreft het feit dat India de twee belangrijkste ILO Conventies tegen kinderarbeid – geratificeerd door ruim tweederde van alle landen – niet heeft ondertekend.

Een onderwerp dat u, zo laat de RVD weten, met de Indiase minister-president Manmohan Singh en president Abdul Kalam bespreekt is de ‘multiculturele samenleving’ ofwel ‘eenheid in verscheidenheid’. U zult ongetwijfeld uitvoerig ingaan op wat er in Nederland op uw eigen beleid in deze en op de diversiteit aan opinies over dit onderwerp in Nederland. Bij ‘eenheid in verscheidenheid’ mag echter niet onbesproken blijven hetgeen dit ideaal in India het meest bedreigd: de voortdurende discriminatie van bijna 200 miljoen dalits. Ondanks goede wetten is deze vorm van ‘apartheid’ nog virulent aanwezig en faalt de overheid – zo constateerde de officiële National Human Rights Commission nog onlangs – grotendeels bij het uitvoeren van haar eigen wetten en maatregelen.
India heeft een actieve beweging voor de mensenrechten van Dalits. Deze vraagt om solidariteit van de internationale gemeenschap ingeroepen om de schending van hun mensenrechten een halt toe te roepen. Het Dalit Netwerk Nederland (DNN: CMC, Cordaid, ICCO, Justitia et Pax, Kerkinactie en de LIW) ondersteunt dit proces. Vorig jaar heeft de VN Mensenrechtencommissie twee rapporteurs aangesteld om discriminatie op basis van ‘werk en afkomst’ in diverse Aziatische en Afrikaanse landen te onderzoeken en richtlijnen ter bestrijding daarvan op te stellen. De EU heeft onlangs ook voor het eerst met India over kastendiscriminatie gesproken. De zogenoemde ‘Ambedkar Principes’ ter bestrijding van kastendiscriminatie worden de komende tijd aan in India actieve ondernemingen voorgelegd.
Ook u vragen wij om met klem bij India aan te dringen op een krachtige uitvoering van haar wetten en maatregelen tegen kastendiscriminatie. India kan haar goede wil op dat gebied aan de internationale gemeenschap kenbaar maken door mee te werken aan het onderzoek van de twee VN Rapporteurs én door haar internationale verplichting na te komen om te rapporteren aan het VN Comité tegen Rassendiscriminatie. Kastendiscriminatie valt onder dit verdrag en India had al begin 1998 moeten rapporteren, hetgeen niet is gebeurd. Van een land als India dat terecht een belangrijke plaats opeist op het internationale vlak, mag verwacht worden dat het haar internationale verplichtingen nakomt.

Ik wens u een vruchtbaar bezoek aan India.

Met vriendelijke groet,

Gerard Oonk
Directeur Landelijke India Werkgroep

De stichting Landelijke India Werkgroep (LIW) zet zich in voor de kansarmen in India middels campagnes, voorlichting en onderzoek en werkt samen met organisaties in India en andere landen.