In zijn speech vroeg Cees ’t Hart zijn publiek om stil te staan bij drie fundamentele vragen over de rol en richting van de zuivelsector. Dit met het oog op de dynamische marktomgeving en de wereldwijde problematiek van voedselzekerheid, duurzaamheid en plattelandsontwikkeling.

“Als we op deze vragen antwoord vinden, houden we goed zicht op het “totaalplaatje”;, een teken van goed leiderschap”, aldus Cees ’t Hart. “Geen eenvoudige opgave, want leidinggevenden als wij hebben maar al te vaak de handen meer dan vol aan dagelijkse bedrijfsbeslommeringen en besluitvorming.”

. De eerste vraag gaat over duurzaamheid en de robuustheid van de zuivelketen. Investeren we wel genoeg in de verduurzaming van de aanbodketen? Anders gezegd, beschermen we onze bedrijfs- en verdienmodellen wel voldoende tegen de beperkingen waar we tegenaan lopen, zoals grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen die schaarser worden, de hoge prijzen van fossiele brandstoffen en extreme weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering?

. De tweede vraag betreft de missie ofwel het maatschappelijke doel van de zuivelsector. Dit gaat veel verder dan een gezonde bedrijfsbalans. “Wat hebben we onze stakeholders en de samenleving als sector te bieden? En communiceren we dit duidelijk genoeg? Wij verkopen geen loze calorieën. Onze zuivelproducten smaken lekker en zitten vol eiwitten, vitaminen en mineralen, die een bijdrage leveren aan de voedselzekerheid – of liever gezegd nutriëntenzekerheid – voor miljarden consumenten. Als we de wereld voorzien van voedzame producten en melkveehouders en hun families helpen bij het instandhouden van een levendige plattelandsgemeenschap, betekent dat dat we een maatschappelijk doel dienen dat niet alleen noodzakelijk, maar ook waardevol is. Daarnaast moeten we als sector blijven werken aan een verdere verlaging van onze ecologische voetafdruk. Maatschappelijke verantwoordelijkheid en milieubewustzijn gaan hand in hand.”

. “In de derde plaats moeten we ons permanent de vraag stellen hoe wij maatschappelijk en politiek draagvlak houden in de landen waar onze
melkveehouders actief zijn en onze verwerkingsprocessen plaatsvinden. Als we aan de wensen en verwachtingen van onze stakeholders tegemoet kunnen komen, is dat goed voor de continuïteit van onze organisaties. In ons geval is dat FrieslandCampina, een zuivelcoöperatie die al 140 jaar bestaat. Dit alles vraagt om naar buiten gerichte mentaliteit, out-of-the-box denken en het vermogen om je in te leven in anderen.”

Cees ’t Hart benadrukt dat wanneer je erin slaagt om als zuivelsector een gedeelde visie te realiseren over de voordelen en de toegevoegde waarde die je als sector met je producten biedt, de sector zijn ‘license to operate’ houdt, wat een randvoorwaarde is voor vertrouwen, instemming en maatschappelijk draagvlak. “Met deze steun vanuit de markt kunnen melkveehouders en -bedrijven zich verder ontwikkelen.”
“Samengevat: voeding is een “hot” item”;, in de zin dat voedselzekerheid of nutriëntenzekerheid een grote uitdaging vormt in een wereld waarin de bevolking snel groeit en grondstoffen steeds schaarser worden. Zuivelproducten kunnen bijdragen aan de oplossing van deze problematiek: voedzame producten voor miljarden consumenten, conform het advies van voedselautoriteiten en gezondheidsorganisaties; steun voor agrarische gemeenschappen in ontwikkelde en opkomende landen; investeringen in middelen en processen voor meer kwaliteit en duurzaamheid en een hogere productiviteit en efficiency in de melkveehouderij en zuivelverwerking.”

“Tot slot: het “Creating Shared Value”-concept van Harvard-goeroes Michael Porter en Mark Kramer vind ik een van de sleutels voor een succesvolle bedrijfsvoering op de korte termijn,” aldus Cees ’t Hart. We kunnen ons maar beter goed voorbereiden en ons aanpassen aan dit waardecreatiemodel, niet alleen voor onszelf als bedrijf maar óók voor de maatschappij.